Hoe ontstaat een seksuele geaardheid?

‘I’m on the right track, baby, I was born this way’, zong Lady Gaga in 2011. In hetzelfde jaar schreef Dick Swaab, emeritus-hoogleraar neurobiologie aan de Universiteit van Amsterdam, in het NRC: ‘Onze seksuele oriëntatie is geen keuze, maar wordt geprogrammeerd in de baarmoeder.’ Veel mensen zeggen hem dat na: homoseksualiteit is aangeboren. Maar is het waar?

door Wolter Rose

Swaab werd in 1989 bekend met zijn ontdekking dat een klein gebied (later scn genoemd) in de hersenen bij homoseksuele mannen anders is dan bij heteroseksuele mannen. Dat verschil verklaarde Swaab als een gevolg van de invloed van testosteron op de ontwikkeling van de hersenen in de baarmoeder.

In 2008 stelt Swaab vast dat zijn theorie over het ontstaan van homoseksualiteit keer op keer wordt bevestigd: ‘Alle onderzoeken wijzen in dezelfde richting.’ Hij wijst de gedachte af dat ook de ontwikkeling na de geboorte van belang zou zijn voor iemands seksuele oriëntatie: daarvoor ontbreekt volgens hem ieder bewijs.

‘Niet bekend’
Niet alle wetenschappers delen deze visie. Sommige collega’s van Swaab zijn van oordeel dat er serieuze problemen zijn in het onderzoek naar het ontstaan van seksuele geaardheden. Volgens hen is het helemaal niet zo duidelijk als Swaab beweert.

Deze positie is terug te vinden in een uitspraak uit 2013 van de beroepsorganisatie van psychiaters in Amerika (apa):

De American Psychiatric Association is van mening dat de oorzaken van een seksuele geaardheid (homoseksueel of heteroseksueel) op dit moment niet bekend zijn. Het gaat waarschijnlijk om een complex van factoren waaronder verworteling in biologie en in gedrag, factoren die kunnen variëren tussen verschillende individuen en ook kunnen variëren in de loop van de tijd.

De uitspraak is vooral interessant gezien de rol die deze organisatie gespeeld heeft in de homo-emancipatie. De apa schreef geschiedenis toen het in 1973 homoseksualiteit uit het officiële Handboek van Psychische Stoornissen (dsm) schrapte. Homoseksualiteit was niet langer een afwijking, maar een eigenschap.

Hersenonderzoek
Swaab is wel erg optimistisch met zijn bewering dat alle onderzoek in dezelfde richting wijst. Zo is zijn ontdekking van een verschil tussen hetero- en homomannen in het hersengebied scn nooit bevestigd door onderzoek van andere wetenschappers. Het is überhaupt de vraag wat dit hersengebied, waar zich de zogenaamde biologische klok bevindt, met seks te maken heeft.

Ook in andere hersengebieden (in totaal zes) is door allerlei wetenschappers onderzoek gedaan om verschil tussen mannen met een homoseksuele en een heteroseksuele geaardheid aan te wijzen. Daarbij doen zich vergelijkbare problemen voor: het ontbreken van bevestiging door andere wetenschappers, of resultaten die de uitkomsten van andere onderzoekers tegenspreken (zie het boek Brainstorm van Rebecca Jordan-Young).

Tweelingstudies
Bij het nadenken over het ontstaan van homoseksualiteit zijn onderzoeken van eeneiïge tweelingen een voor de hand liggend aandachtsveld: als homoseksualiteit aangeboren is, dan moet dat bij eeneiïge tweelingen aanwijsbaar zijn.

Bij een onderzoek in 1952 bleken de onderzochte eeneiïge tweelingbroers inderdaad in 100% van de gevallen dezelfde (homoseksuele) geaardheid te hebben. Die uitkomst is te vergelijken met de 100% score voor aangeboren kenmerken bij eeneiïge tweelingen als geslacht, huidskleur en oogkleur.

Bij latere onderzoeken lag dat percentage lager: 52% in 1991 en 20% in 2000. Het verschil tussen deze drie percentages heeft te maken met de samenstelling van de groep onderzochte eeneiïge tweelingen: hoe groter (en dus representatiever) de groep, hoe lager het percentage.

Bij een percentage van 20% is de conclusie aannemelijk dat er bij het ontstaan van een homoseksuele geaardheid meer aan de hand is dan alleen maar genetische factoren. Die conclusie ligt ook in de lijn van de uitkomst van het breedst opgezette tweelingonderzoek tot nu toe, gebaseerd op het Zweedse bevolkingsregister.

In dit onderzoek uit 2010 wordt geconcludeerd dat homoseksueel gedrag bij mannen voor ruim een derde deel te verklaren is vanuit genetische factoren, en voor twee derde deel vanuit individuele omgevingsinvloeden: ervaringen die uniek zijn voor de persoon in kwestie en die hij dus niet deelt met zijn tweelingbroer.

Bij vrouwen was dat voor ongeveer een vijfde deel vanuit genetische factoren, voor ongeveer een zesde deel vanuit gedeelde omgevingsinvloeden, en voor twee derde deel vanuit individuele omgevingsinvloeden.

Combinatie van factoren
Sommige wetenschappers verwachten dat het in de toekomst zeker zal lukken om aan te tonen dat een seksuele geaardheid aangeboren is. Anderen stellen vast dat het onderzoek van de afgelopen vijftig jaar niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd. Zij concluderen dat het onderzoek op een dood spoor zit.

Verschillende koepelorganisaties van psychiaters en psychologen lijken zich bij die laatste lijn aan te sluiten. In 2014, een jaar na de hierboven aangehaalde uitspraak van de apa, nam het Britse Koninklijk Genootschap van Psychiaters afscheid van haar oude visie dat een seksuele geaardheid een zaak is van alleen maar biologie (bepaald door genetische factoren en/of door de vroege omgeving van de baarmoeder). De nieuwe visie luidt:

‘Het Koninklijk Genootschap van Psychiaters is van oordeel dat een seksuele geaardheid bepaald wordt door een combinatie van biologische factoren en postnatale omgevingsfactoren. Er zijn geen aanwijzingen voor een verdergaande uitspraak zoals het aanwezig achten van een keuze bij het ontstaan van een seksuele geaardheid.’

Voor de stelligheid waarmee vaak gezegd wordt dat de wetenschap heeft aangetoond dat een seksuele geaardheid is aangeboren, is gezien de huidige stand van het onderzoek dus weinig reden.