HvH ondertekent ‘Nashville Verklaring’ niet

Naar aanleiding van de commotie die is ontstaan over de Nashville Verklaring (NV), willen we als Hart van Homo’s uitspreken dat bestuursleden en medewerkers van onze stichting deze verklaring niet (zullen) ondertekenen. We zouden daar heel veel over kunnen zeggen, maar beperken ons hier tot een paar overwegingen.

Vooropgesteld zij dat ook wij het huwelijk zien als een levenslange verbondsrelatie tussen één man en één vrouw. We delen de zorgen van de opstellers dat ‘Gods goede plan voor Zijn schepselen’ ook in de kerk steeds meer wordt losgelaten. Dat we de Verklaring toch niet ondertekenen, heeft onder andere te maken met onderstaande.

  • We missen in de verklaring de pastorale toon. Het gesprek over homoseksualiteit en wat de verklaring ‘transgenderisme’ noemt, is niet gediend met een aantal stellingnames waarin veelal de nuance ontbreekt. In verschillende stellingen ontbreekt het bovendien aan begripsmatige helderheid.
  • De problematiek van transgenders is veel ingewikkelder dan de Verklaring suggereert. We vrezen dat mensen die het betreft, pijnlijk getroffen zullen zijn door de suggestie dat hun vragen opgelost zijn door zich te bekeren van hun transgenderidentiteit.
  • We zijn het oneens met artikel 7, waarin wordt gesteld: ‘Wij wijzen af dat het aannemen van een transgender- of homoseksuele identiteit overeenkomt met Gods heilige bedoelingen in schepping en verlossing’. Hart van Homo’s heeft altijd uitgedragen dat een christen zijn homo-zijn mag zien als onderdeel van zijn identiteit.
  • De NV suggereert dat homoseksuele gevoelens op zich zondig zijn en dat ze door bekering veranderd kunnen worden. In ieder geval laat ze ruimte voor deze gedachte, die door Hart van Homo’s wordt afgewezen.
  • Toen we benaderd werden om de Verklaring te ondertekenen, vreesden we al voor wat nu gebeurt (en wat ook in de Verenigde Staten is gebeurd): de polarisatie rond dit onderwerp neemt alleen maar toe.

Ten slotte verwijzen we graag naar het opinie-artikel van Arnold Huijgen en Maarten Kater in het Reformatorisch Dagblad van 28 december jl.