Johanna: ‘Geen kant-en-klaar antwoord’

Johanna (niet op de foto) noemt zichzelf een ‘laatbloeier’ als het gaat om de ontdekking van haar seksuele gevoelens. Ze groeide op als derde kind in een gezin van zes, dat kerkelijk behoorde tot de Gereformeerde kerk (vrijgemaakt). ‘Het geloof heeft bij mijn ouders altijd centraal gestaan in de opvoeding’, zegt ze. ‘Omdat ik de overtuiging had dat een homoseksuele relatie zondig was, heb ik mijn homoseksuele gevoelens – denk ik – heel lang geblokkeerd.’ Maar op den duur lukte dat niet meer.

Johanna: ‘In mijn twintigerjaren waren er wel perioden dat die gevoelens bovenkwamen in mijn dromen, of bij vriendinnen die een fysieke aantrekkingskracht op mij hadden, en bij sommige films. Toch was ik de dertig al gepasseerd toen ik voor mezelf concludeerde dat ik op vrouwen viel. Ik nam me voor om het nooit aan iemand te vertellen. Ik wilde mijn ouders geen verdriet doen. En ook: zolang ik het niet hardop zei, kon ik er altijd nog onderuit! ‘

Kwetsbaar

‘Maar ik hield het niet vol om in m’n eentje met zo’n grote last rond te lopen en mezelf niet te kunnen zijn. Uiteindelijk heb ik het aan mijn ouders, broers en zussen en een aantal vrienden  verteld. Dat was niet makkelijk, maar wel de juiste beslissing. Toch bleek het niet voldoende te zijn. Een jaar later liep ik tegen mijn grenzen aan en heb ik hulp gezocht. Mijn energie was op en ik voelde me ontzettend kwetsbaar! Het heeft bijna een jaar geduurd voordat ik het idee kreeg dat ik uit mijn eigen doolhof kon komen en weer perspectief zag. Het was een zware tijd.’

‘Een paar dingen hebben me uiteindelijk geholpen om er doorheen te komen. Nooit heb ik zo vaak van mensen gehoord dat ze van me hielden als in de afgelopen jaren. Ik ontdekte dat je geen seksuele relatie nodig hebt om geliefd te zijn!’

Ruimte nodig

‘Verder had ik ruimte nodig om mijn weg te zoeken. Er is namelijk geen kant-en-klaar antwoord op de vraag hoe ik met mijn gevoelens om moet gaan. Het houdt veel meer in dan de vraag of je een (seksuele) relatie mag aangaan.’

‘Er waren een paar mensen die een stukje met me meeliepen – mensen die zich echt wilden inleven hoe moeilijk het voor mij was en die in staat waren om de juiste vragen te stellen. Daardoor werd ik aan het denken gezet, wat me langzaam maar zeker verder hielp.’

De toekomst

In al deze dingen zag ik uiteindelijk ook God weer terug. Hoewel mijn geloof in die moeilijke periode schipbreuk had geleden, hield Hij mij vast.’

‘Ik heb geen idee wat de toekomst brengt, maar als ik erop vertrouw dat God mij vasthoudt, heb ik uiteindelijk niets te vrezen. Hij heeft met elk van Zijn kinderen een plan, dus ook met mij!’