Wat zegt de Bijbel over homoseksualiteit?

Dit is een licht bewerkte versie van een artikel dat eerder verscheen in CVKoers juli 2003
onder het pseudoniem Elco Flohr

Soms komt een antwoord op de vraag ‘Wat zegt de Bijbel over homoseksualiteit?’ niet verder dan een bespreking van een aantal teksten uit Leviticus en Paulus’ brief aan de Romeinen, en misschien nog enkele teksten die afwijzend staan tegenover homoseksualiteit. Zo’n antwoord voedt de gedachte dat het bij christenen in de eerste plaats — of misschien wel uitsluitend — om de ethiek gaat: een hardnekkig misverstand dat telkens weer de wereld (en de kerk) uit geholpen moet worden.

Ik ben blij dat ik ontdekt heb dat de Bijbel meer te bieden heeft dan ethiek. Dat begint al bij de rode draad die door de Bijbel loopt: het Evangelie en de betekenis van het Evangelie voor het alledaagse leven van iedere christen, ongeacht zijn seksuele geaardheid of voorkeur. Dat zet je stil bij het feit dat niet wat wij mensen doen zaligmakend is, maar wat God doet. Het Evangelie vertelt hoe God geschiedenis heeft gemaakt in de persoon van Jezus Christus en wat dat voor mensen vandaag betekent. In het Evangelie zegt God twee dingen tegen iemand: je bent een veel ergere zondaar dan je ooit wilt weten, en tegelijk: je bent meer geliefd dan je je ooit kunt voorstellen. Wanneer je een van de twee delen van deze dubbele boodschap er uitlicht ten koste van het andere deel, dan ben je het Evangelie kwijt.

Het Evangelie gebruiken

Het Evangelie is een geschenk. Een christen heeft er een leven lang werk aan dat geschenk uit te pakken en het te gebruiken. Het geschenk bestaat eigenlijk uit drie delen. Een van de drie delen ongebruikt laten liggen, betekent dat je ook van de andere delen minder zult genieten. Daarom is voortdurende oefening in het gebruik van het Evangelie van levensbelang voor iedere christen. Het Evangelie gebruiken betekent je leven en je omgang met God en mensen tegen het licht van het Evangelie houden.

Het eerste deel van het Evangelie gaat over vergeving. Je zonden zijn je vergeven. Zonden die te maken hebben met seksualiteit zijn niet erger dan andere zonden (als je de neiging niet kunt weerstaan zonden in graden van ernstigheid in te delen, doe het dan zoals C.S. Lewis het deed: hij maakte onderscheid tussen zonden die mensen op dieren doen lijken, bijvoorbeeld seksuele zonden, en zonden die mensen op de duivel doen lijken, bijvoorbeeld hoogmoed).

Het tweede deel van het Evangelie gaat over identiteit. Identiteit is van groot belang voor een mens: wie ben ik, wat maakt mij nu tot de persoon die ik ben? Het Evangelie geeft je een nieuwe identiteit. Een van de meest sprekende beelden die in het Nieuwe Testament hiervoor gebruikt wordt, is die van het krijgen van een nieuwe status: je was een slaaf (een zakenrelatie, waarbij het voortbestaan afhangt van jouw prestatie), nu ben je een kind (een familierelatie, waarbij het voortbestaan niet afhangt van wat jij doet, maar van wat iemand anders voor jou gedaan heeft).

Het derde deel van het Evangelie heeft te maken met het nieuwe leven als christen. Het Evangelie is geschenk, en het nieuwe leven is onderdeel van dat geschenk (en dus niet terugbetaling). Het Evangelie bevrijdt je van de kramp om te scoren voor God om zo zeker te zijn van Zijn aanvaarding en liefde. Die aanvaarding en liefde hangt niet af van jouw prestatie, maar van wat Iemand anders voor jou gedaan heeft: Jezus Christus. Jij moet inderdaad aan het werk in het nieuwe leven, maar in feite is Hij de handelende persoon.

En om alle twijfel overbodig te maken, zet Christus er nog eens een streep onder, door in de Persoon van Zijn Geest in je te wonen, zodat je er niet alleen voorstaat in het nieuwe leven. De Heilige Geest bepaalt je telkens weer bij de wortels van je bestaan: je hoeft niets terug te betalen (een geschenk is iets anders dan een lening), en je hoeft niet te scoren: kijk naar Christus, Hij heeft het met God in orde gemaakt, houd hem in beeld. Het nieuwe leven draait telkens weer uit op een gevecht met de duivel, de wereld, en je eigen vlees. Met menselijke wilskracht red je het niet. De Heilige Geest is je persoonlijke coach, die je leert vechten met de kracht regelrecht uit het hart van Evangelie: de genade van Jezus Christus.

Christus liefhebben

Tot nu toe heb ik nog weinig specifieks gezegd over homoseksuele christenen. En toch is het mijn ervaring van elke dag dat wat ik tot nu toe gezegd heb, onmisbaar is in een antwoord op de vraag ‘Wat zegt de Bijbel over homoseksualiteit?’ En het belangrijkste heb ik nog niet eens genoemd. Dat is dat het Evangelie een verbinding legt tussen jouw leven en het leven van Christus. Hij was de enige mens in de wereldgeschiedenis die niet hoefde te sterven, maar Hij koos ervoor de dood te ondergaan. Op die manier realiseerde Hij het reddingsplan dat Vader en Zoon God samen hadden gemaakt.

Het Evangelie zegt: Hij leefde het leven dat jij had moeten leven, Hij stierf de dood die jij had moeten sterven. Hij stapte binnen in het niemandsland van de godverlatenheid. Hij kreeg de volle ontlading van de rechtvaardige toorn van de heilige God over zich. Hij deed het omdat Hij jou liefhad. Deze Christus verbindt Zijn leven aan jouw leven en zegt: ‘Inderdaad, ik ben de Zoon van God, de Koning boven alle koningen, oneindig ver verheven boven wie dan ook, maar jij mag Me jouw broer noemen, je vriend.’

Christus liefhebben begint met hem aanvaarden zoals Hij is (zoals je dat ook van hem verwacht), ook wanneer Hij dingen doet of zegt die je tegenstaan (en wanneer je met de echte Jezus in aanraking komt, loop je onvermijdelijk tegen zulke dingen aan). Het betekent steeds meer onder de indruk raken van Zijn bijzondere persoonlijkheid, waarin zoveel voor ons besef elkaar uitsluitende trekken zitten: Hij is moreel onkreukbaar, en tegelijk heel toegankelijk; Hij is zich bewust van Zijn bijzondere identiteit als Zoon van God en tegelijk nederig en dienstbaar; Hij is geduldig met zondige mensen en vaart uit tegen mensen die denken dat ze het moreel wel voor elkaar hebben.

En in dat verband laat Christus ook het woord ‘gebod’ vallen: als je Mij liefhebt, dan houd je je aan Mijn geboden. Op dat punt zit er in de vriendschap iets onvermijdelijk onomkeerbaars. Dat krijg je wanneer een koning vriendschap met je sluit. Liefde en gebod komen niet van twee verschillende planeten. Als wat jij doet niet zaligmakend is, en als je niet hoeft te scoren om door God aanvaard te worden, wat blijft er dan nog over als motivering om te leven zoals Hij het wil? Er is maar een antwoord, dat in zijn eenvoud omgekeerd evenredig is aan de moeite die wij mensen hebben om het in praktijk te brengen: liefde.

De liefde maakt de gehoorzaamheid mogelijk en dragelijk, ook wanneer het zwaar valt. Hoe meer je Christus liefhebt, hoe meer je onder de indruk bent van Zijn bijzondere persoonlijkheid, hoe meer je hem aanbidt, des te minder zwaar zal het je vallen je aan Zijn geboden te houden, belooft hij. Je doet het voor Iemand die je zeer dierbaar is geworden. Dat is het best bewaarde geheim van het nieuwe leven. Daarvoor woont Hij met zijn Geest in je, zodat je hem nooit uit het oog en uit het hart hoeft te verliezen. Daarom staan er in het Nieuwe Testament maar liefst vier levensbeschrijvingen van Christus (Evangeliën), die je ieder voor zich kunnen helpen je kennis van hem te verdiepen.

In de gedeelten in de Bijbel waar het gebod de toon zet, kom je — als je goed kijkt — telkens een vlag van het Evangelie tegen. Soms bestaat die vlag uit niet meer dan een paar woorden, zoals ‘Ik ben de Heer’ (in het Oude Testament), of ‘in Christus’ (in het Nieuwe Testament). In andere gevallen worden meer woorden gebruikt om het Evangelie voor de geest te halen, in het Oude Testament bijvoorbeeld het verhaal van de bevrijding uit Egypte (een korte versie helemaal aan het begin van de Tien Geboden, een langere versie aan het slot van Deuteronomium 6), in het Nieuwe Testament een aspect of moment uit het leven van Christus (bij de nieuwe versie van het liefdegebod: ‘heb elkaar lief, zoals Ik jullie heb liefgehad’).

Leven in een tegencultuur

Het Koninkrijk waar Christus het voor het zeggen heeft, schept een eigen cultuur, met eigen normen en waarden. Op sommige punten lijkt die cultuur op andere culturen, op andere punten staat ze er dwars op. Zo’n gebied waar de cultuur van het Koninkrijk dwars staat op veel andere culturen, is dat van de seksualiteit. Dat was al zo in het Oude Testament. De viering van de menselijke seksualiteit is ingebed in de relatie tussen een man en een vrouw, al vanaf het begin van de schepping, en daarmee zijn allerlei andere vormen van de viering van seksualiteit niet toegestaan. Ook vormen die in omringende culturen toegestaan waren (soms wel onder beperkende voorwaarden), zoals homoseksualiteit.

Christus en de apostelen trekken in het Nieuwe Testament die lijnen door. Soms worden dingen anders in dat proces. Polygamie wordt niet langer gedoogd. Je maakt je al schuldig aan een vorm van echtbreuk wanneer je met begeerte naar iemand kijkt. Maar ook: ongetrouwd zijn krijgt een veel positievere status dan in vele andere godsdiensten of culturen; je kunt zelfs ongetrouwd blijven ‘met het oog op het Koninkrijk.’ In andere gevallen worden lijnen doorgetrokken zonder dat er iets verandert. In de Grieks-​Romeinse cultuur kwamen eerbiedwaardige vormen van homoseksuele relaties voor die het moderne ideaal van gelijkwaardigheid en stabiliteit benaderden. Maar in de cultuur van het Koninkrijk is er voor zulke vormen van viering van de menselijke seksualiteit geen plaats.

Leven met perspectief

Het Koninkrijk van Christus zet de werkelijkheid van het mensenbestaan in een eigen perspectief, ook als je homoseksueel bent. Je bent onderweg, met als eindbestemming: de ontmoeting met God in Zijn volle glorie. Als je de sprekers en schrijvers in het Nieuwe Testament mag geloven, wordt dat een ervaring die wat betreft schoonheid en intensiteit alles overtreft. Verwondering, aanbidding, lofprijzing, dat zijn woorden die de beleving van die ontmoeting beschrijven. Christus is al voor je uit gegaan. Zijn eigen leven wijst de weg. Wanneer je je in het leven van Christus verdiept, dan zie je een patroon: de weg naar de glorie gaat dwars door lijden heen. Het lijden was in het leven van Christus onvermijdelijk, en zo is het ook in het leven van wie achter hem aan gaat. Achter Christus aan betekent je kruis op je nemen, afzien, zelfverloochening, pijn.

Het Evangelie leert je dat te benoemen als ‘delen in het lijden.’ Een christen lijdt niet in een vacuüm. Je lijdt met Christus, met je medechristenen, en ook met je medemensen in de wereld. Het lijden blijft lijden, maar het staat in een perspectief. Christenen door de eeuwen heen hebben vanwege dat perspectief ervoor gekozen het vermijden van lijden niet tot het hoogste doel te verklaren. Ook dat hoort bij de tegencultuur van het Koninkrijk van de Koning die vanwege de vreugde die hem in het vooruitzicht was gezet het kruis doorstaan heeft.

Lijden is niet het eind van het verhaal. Vreugde heeft het laatste woord. Niet alleen in een toekomst ver weg. Ook onderweg zijn er al momenten waarop een christen iets van die vreugde proeft. Omdat hij Iemand kent die Zijn leven voor hem over had. De Koning die je vriend wil zijn.

Ideaal en werkelijkheid

Een ideaalbeeld dat mijlenver van de werkelijkheid afstaat. Die indruk kan ontstaan bij lezing van het bovenstaande. Het Evangelie gebruiken — wordt dat nu een soort wondermiddel voor homoseksuele christenen? En met Jezus als je vriend, zijn dan ineens alle problemen opgelost? Zo is het natuurlijk niet. Het gaat ook over een telkens weer oplaaiend gevecht, de moeite die iemand kan hebben met het aanvaarden van Christus, en met het liefhebben van Christus, de onvermijdelijkheid van lijden, afzien, zelfverloochening, pijn.

En op dat punt kan de christelijke gemeente helpen. In de eerste plaats door het gemak waarmee wij met zijn allen ons tevreden stellen met halfslachtigheid in het navolgen van Christus, tegen het licht van het Evangelie te houden. We sluiten zo gemakkelijk compromissen, de een op het gebied van geld en spullen, een ander waar het gaat om idealen als dienstbaarheid en naastenliefde, of de roeping van een christen met het Evangelie de wereld in te gaan, en ook op het punt van seksualiteit en huwelijk. In zo’n getemd christendom komt het ongeloofwaardig over wanneer op bepaalde punten opeens wel radicaliteit gevraagd wordt. Dan gaan mensen zich afvragen waarom homoseksualiteit een uitzonderingspositie krijgt, terwijl er op andere punten wel rek blijkt te zitten en compromissen in de christelijke gemeente gedoogd worden. Is het dan zo vreemd dat het christendom zijn aantrekkingskracht en uitstraling verliest, en homoseksuele mensen weglopen?

Samen het Evangelie gebruiken kan ook voorkomen dat homoseksualiteit een ‘wij-​zij’-​kwestie wordt: wij hetero’s tegenover zij homo’s, of wij homo’s tegenover zij hetero’s, waarbij de een zich anders of superieur voelt ten opzichte van de ander. Het meest bepalende voor de identiteit van iedere christen,is dat je een door God aanvaard en geliefd kind bent. Dat is iets wat je deelt met alle broeders en zusters in de gemeente, homo of hetero.

Binnen de gemeente hebben we elkaar nodig om te leren het Evangelie te gebruiken in het gevecht tegen de de wereld, de duivel en ons eigen vlees. Anders komen we niet verder dan elkaar de geboden en verboden voor te houden. Samen het Evangelie gebruiken kan op verschillende manieren ingevuld worden. In mijn geval betekent dat onder meer dat ik zo’n twee keer per maand met twee broeders bijeenkom om te bidden. Ze weten van mijn homoseksuele geaardheid, soms komt het ter sprake, maar er kunnen ook probleemloos maanden voorbijgaan waarin we voor elkaar, kerk en wereld bidden, zonder dat het aan de orde komt. Ik heb mij aan een van die twee verplicht te melden wanneer er dingen gebeuren die mij in een hogere alarmfase brengen, en hem de vrijheid gegeven alle vragen te stellen rond mijn homoseksualiteit die hij op een bepaald moment goed vindt.

Sommigen vinden zoiets misschien een vorm van geestelijke curatele, ikzelf zie het als priesterschap van alle gelovigen.

Zo heeft God het gewild: wij moeten zijn levend Woord zoeken en vinden in het getuigenis van de broeder en uit de mond van mensen. Daarom heeft de ene christen de ander nodig, die hem het Woord van God brengt. En steeds weer heeft hij de ander nodig, als hij onzeker wordt en de moed verliest. Want uit zichzelf kan hij zichzelf niet helpen, zonder zich in de waarheid te vergissen. Hij heeft de broeder nodig als de drager en verkondiger van het goddelijk heilswoord, en hij heeft hem alleen nodig om Christus’ wil. Christus in het eigen hart is zwakker dan Christus in het woord van de broeder: het eerste is onzeker, het tweede zeker.
– Dietrich Bonhoeffer, in: Verborgen omgang [Gemeenschapsleven]’.

Wolter Rose, 21-01-2021