‘God verwondt en Hij verbindt’

‘Hoe is het eigenlijk allemaal begonnen? Hoe weet je nu of je homo bent?’ Dit zijn vragen die ik regelmatig krijg. Maar voor mij is het nooit begonnen, het was er altijd al. Wel weet ik dat ik het op mijn 18e heb toegegeven. Ik had nog altijd het mooie plaatje in mijn hoofd van trouwen, kindjes krijgen en ga zo maar even door… totdat ik verliefd werd – verliefd op een jongen.

In mijn achterhoofd wist ik al lang dat ik mannen aantrekkelijk vond, maar ik verwachtte er verder niet echt iets van. Ik dwong mezelf om er niet aan te denken. In het laatste jaar van de havo ben ik toch uit de kast gekomen.

Er begon een nieuw tijdperk voor mij. Tenminste, zo voelde dat. Het homo zijn was er daarvoor altijd al, maar het was nog nooit benoemd, het was niet officieel voor mij en dat voelde veilig.

Tijdens de fase van het uit de kast komen voelde ik me niet goed. Ik zag door de bomen het bos niet meer. Ik raakte in een negatieve spiraal en voor mij hoefde het allemaal niet meer. Ik begreep het niet, ik voelde me verdrietig en eenzaam. Naar mijn idee liep ik maar doelloos rond op aarde. Waarvoor leefde ik nog?

Naar mijn idee liep ik maar doelloos rond op aarde.
Waarvoor leefde ik nog?

Ik was boos op God en voelde me onbegrepen door mensen en hun ideeën. Al mijn toekomstdromen leken in te storten. Dit was heel moeilijk en frustrerend. Er werd ergens heel hard op een rem getrapt. Ik kreeg een andere weg te gaan dan hoe ik het gepland had in mijn hoofd.

Gelukkig was er een andere weg voor mij, een weg die God voor mij gemaakt had. Achteraf kan ik zeggen dat het zo moest zijn. Ik kan niet precies zeggen wanneer deze omslag geweest is, maar God leerde mij zien dat ik veel te menselijk dacht; dat ik het van de wereld verwachtte, dat ik een eigen manier van goed of fout had gecreëerd.

Het uit de kast komen maakte mij gelukkig afhankelijk van God. Ik had Zijn hulp nodig, want ik wist dat ik er alléén aan onderdoor zou gaan. Voor mij voelde het leven vanaf dat moment alsof ik op mijn ene schouder een duivel had, en op mijn andere schouder een engel. In mijn hoofd was het een strijd waar ik de hele dag last van had.

Het uit de kast komen maakte mij afhankelijk van God.

Na de havo ging ik studeren. Dit werd mij al snel te veel. Ik zocht naar rust, stopte met school en ben gaan werken. Een jaar later begon ik een nieuwe opleiding. Mijn levensvreugde was een beetje weg op dat moment. Het leek alsof ik helemaal opnieuw beginnen moest, alsof ik een nieuw doel krijgen moest.
Thuis en op school gaven ze me het advies dat ik professionele hulp moest gaan zoeken. Dat heb ik gedaan, maar dat voelde heel leeg voor mij. Er miste iets. Ik was er niet klaar voor, ik kon mezelf niet geven.

Inmiddels heb ik wel weer professionele hulp. Tijdens een stage ontmoette ik een vrouw die nu mijn therapeut is. Ik bewonder haar enorm vanwege haar manier van werken, haar visie op het leven, de kennis die ze overdraagt, maar ook haar geloof in God en hoe ze dat uitstraalt.

Gaandeweg kreeg ik steeds meer vrede met het leven als homo. De strijd bleef, maar ik kon het loslaten, overgeven aan God. Waar ik eerst boos was op Hem, zag ik steeds meer een leidende hand. De woede en het onbegrip maakten plaats voor rust en een veilige basis. God liet zien dat Hij er altijd was – niet tijdelijk, zoals de aarde en onze problemen hier. Juist door die dingen heeft God gewerkt en laten zien dat er een veel belangrijker einddoel is. Wat een goedheid!

Juist door die dingen heeft God gewerkt
en laten zien dat er een veel belangrijker einddoel is.
Wat een goedheid!

Aan het einde van een therapiesessie sluit mijn therapeut vaak af met een stukje uit de Bijbel en met gebed. Op een dag lazen we Job 5:17-18: Zie, welzalig de mens, die God kastijdt; versmaad daarom de tucht des Almachtigen niet. Want Hij verwondt en Hij verbindt, Hij slaat en Zijn handen helen.

Soms zijn er dalen, soms pieken. Het nare is nodig om te overwinnen.

Wat een rijkdom!

Henry

7 januari 2022