Zeven lessen van Jezus voor ons pastorale gesprek

Voor ons gesprek met homoseksuele jongeren kunnen we veel leren van Jezus. Een inspirerend voorbeeld vinden we in Johannes 4, waar Hij in gesprek gaat met een Samaritaanse vrouw. Voor het joodse establishment hoort ze er niet bij: omdat ze vrouw is, omdat ze Samaritaans is en waarschijnlijk ook omdat ze niet goed bekend staat. Onder het gesprek met Jezus zit veel pijn vanwege dit gebrek aan erkenning. Hoe gaat Jezus daarmee om? Zeven lessen voor ons pastorale gesprek met homoseksuele jongeren! Want net als deze vrouw hebben ze dorst naar erkenning, waardering en er mogen zijn.

  1. Jezus overschrijdt grenzen

Het eerste wat in deze geschiedenis opvalt, is dat Jezus met één enkele vraag (‘Geef Mij te drinken’,  vers 7) alle grenzen overschrijdt. We moeten er niet overheen lezen wat hiermee allemaal in het geding is. Het gaat om grenzen die ook wij nog kunnen ervaren: etnische, religieuze, burgerlijke en morele grenzen. Maar voor Jezus maken die niet uit. Het kan hem ook niet schelen wat andere mensen over deze vrouw denken. Hij zoekt contact.

Ook bij homoseksuele jongeren kunnen we grenzen ervaren – terecht of onterecht. We kunnen ons er niks bij voorstellen dat zij zich aangetrokken voelen tot personen van hetzelfde geslacht. En misschien hebben we zo onze vooroordelen. Of we vinden het moeilijk om met hen om te gaan zonder te denken aan allerlei vragen over wat wel en niet mag. Dat kan ons verhinderen om onbevangen contact met hen te zoeken. Jezus geeft ons hierin een voorbeeld.

  1. Jezus is mede-mens

In het gesprek tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw gaat het om verschillende vormen van dorst door elkaar heen: de dorst naar water, de dorst naar erkenning en de dorst naar de Messias. Vaak wordt gedacht dat Jezus de eerste vorm van dorst alleen maar aan de orde stelt als ‘foefje’ om bij de derde dorst uit te komen. Maar Jezus heeft zelf echt dorst naar water. Niet voor niets benadrukt Johannes dat Hij vermoeid is (vers 6) en dat Zijn discipelen naar de stad zijn gegaan om voedsel te kopen (vers 8). Zoals Hij honger heeft, heeft Hij ook dorst en daarmee gaat Hij letterlijk en figuurlijk naast de vrouw staan. Hij is mede-mens.

Als Jezus dat al doet, hoeveel te meer moeten wij dat dan doen. We snappen toch wat het betekent om mens te zijn? De dorst die homoseksuele jongeren naar erkenning en waardering hebben, hebben we toch zelf ook? En denk er dan ook maar aan hoe belangrijk seksualiteit is voor het mens-zijn. Wat dat betreft kunnen – en moeten – we naast deze jongeren gaan staan.

  1. Jezus luistert

Ga er maar van uit dat in de reactie van de vrouw in vers 9 emotie geklonken heeft: ‘Hoe vraagt U, Die een Jood bent, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben?’ Het is niet uitgesloten dat wat daarna volgt, óók door haarzelf wordt uitgesproken: ‘Want jullie Joden hebben geen omgang met Samaritanen.’ In deze vraag uit ze iets van de pijn die ze ervaart vanwege de godsdienstige grenzen van die tijd. Het is opvallend dat Jezus daar ruimte aan geeft. Hij corrigeert haar niet, maar pakt de vraag zelfs op om het over de gave van God te hebben. Daarmee zou de dorst van deze vrouw naar erkenning definitief gelest kunnen worden.

Homoseksuele jongeren kunnen pijn hebben door het ‘religieuze verschil’ dat de kerk heeft gemaakt tussen hetero- en homoseksuelen. Misschien vertrouwen ze je daarom in eerste instantie wel niet. ‘Hoe kun jij, die van de kerk bent, aan mij vragen hoe het met mij gaat? Want de kerk heeft toch geen omgang met homo’s?’ Ook als die gedachte onterecht is, kan ze er nog wél zijn! Geef er ruimte aan en luister! Laat jongeren hun eventuele frustratie over de kerk uiten. En probeer het vervolgens over de gave van God te hebben!

  1. Jezus confronteert

Het is de vrouw zelf die het gesprek op godsdienst brengt. Maar als Jezus daarop door gaat – ‘Wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen’ – snapt de vrouw het al niet meer. Ze brengt het gesprek daarom maar terug op het letterlijke water en haar letterlijke dorst: ‘Geef mij het water dat mij al die tochten naar deze put bespaart’ (vers 15). Maar Jezus doorziet haar afleidingsmanoeuvre. Hij confronteert haar met een belangrijk feit in haar leven. Daarmee wil Hij haar tot de erkenning brengen dat haar dorst veel dieper is dan die naar H2O. ‘Roep uw man en kom hier’ (vers 16).

Vaak wordt gedacht dat Jezus dit zegt om haar in het nauw te drijven. Hij wil haar tot de bekentenis brengen dat ze een zondares is. Dat is niet helemaal bezijden de waarheid, maar volgens mij is het niet de kern van Zijn bedoeling. Hij wil haar in de eerste plaats laten ontdekken dat ze Hem nodig heeft voor haar levensdorst. Dáárom confronteert Hij haar met het feit dat ze die dorst tevergeefs heeft proberen te lessen door relaties met verschillende mannen.

Zo nodig confronteren, is een belangrijk onderdeel van het pastoraat. Je bent er niet om alléén maar te luisteren. Soms moet iemand ertoe gebracht worden om eerlijk naar zichzelf te kijken. Dat geldt uiteraard ook voor homoseksuele jongeren. Ze zijn nooit alleen maar slachtoffer van de situatie. Ze blijven verantwoordelijk voor keuzes die ze eventueel hebben gemaakt en die ze nog zullen maken. Als ze daar onvoldoende oog voor hebben, mag je ze daarop wijzen.

  1. Jezus veroordeelt niet

Toch is het opvallend dat Jezus de vrouw niet veroordeelt. Let er maar op hoe Hij reageert als de vrouw het gesprek na deze confrontatie opeens weer terugbrengt op het onderwerp religie. Ze herkent in Jezus een profeet en wil nu eerst eens weten hoe het zit met de plaats waar ze moeten aanbidden: is dat Jeruzalem of de berg  waar de Samaritanen God aanbidden? Op dit moment is dat geen afleidingsmanoeuvre, het is een serieuze vraag voor de vrouw.  Zo pakt Jezus het in ieder geval op. Hij zegt niet zoiets als: ‘We hadden het over je mannen, nu moet je niet opeens over iets anders beginnen.’ Het gaat er Jezus in de eerste plaats om dat ze in Hem de Messias gaat herkennen. Hij is niet uit op een schuldbelijdenis.

Dit is natuurlijk vaak een lastig punt in het gesprek met homoseksuele jongeren. We kunnen er zó van overtuigd zijn dat een jongere verkeerde keuzes maakt (zoals Jezus er ongetwijfeld van overtuigd was dat de vrouw dat had gedaan) dat we vooral dát willen benadrukken. Ik denk dat Jezus ons hier voorhoudt om daar op z’n minst heel voorzichtig mee te zijn. Als Hij het al niet doet, hoe zouden wij het dan wél kunnen doen? Onze eerste zorg moet zijn dat het hart van deze jongere bij Christus gebracht wordt.

  1. Jezus presenteert zichzelf

Dat is in deze geschiedenis ook de zorg van Jezus. Hij stuurt de vrouw wel degelijk bij, namelijk in de richting van Hemzelf. Het is belangrijk dat de vrouw tot de ware aanbidding komt, dat is aanbidding in geest en waarheid. Maar wat is waarheid? ‘Laten we maar wachten op de Messias’, zegt de vrouw, dan zal het allemaal wel duidelijk worden. Nu is ze precies waar Jezus haar hebben wil. ‘Ik ben het, Die met u spreek’ (vers 26). Eigenlijk is het jammer dat juist dan de discipelen terugkomen. De vrouw krijgt niet de gelegenheid om nog iets te zeggen. Maar echt nodig is dat blijkbaar ook niet. Ze heeft degene gevonden die haar dorst lest. Zelfs haar dorst naar natuurlijk water vergeet ze; zonder haar waterkruik gaat ze naar de stad.

De overeenkomst tussen de vrouw en de homoseksuele jongeren is in de eerste plaats dat ze dorst hebben naar erkenning, naar gezien worden. Zoals Jezus de dorst van deze vrouw gelest heeft, kan en wil Hij dat ook voor onze jongeren doen. In ons ziet Hij hen staan en wil Hij naast hen zitten. Misschien houdt dat in dat ze vervolgens ontdekken dat ze gezondigd hebben, maar dat is niet dé focus van ons gesprek met hen.

  1. Jezus forceert niet

Want liefde forceert niet, dat zien we óók heel duidelijk in het gesprek tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw. Het is bijzonder om te zien hoe Jezus de vrouw  ruimte geeft om zelf conclusies te trekken. Als het Jezus niet was, hadden wij misschien gedacht: waarom komt Hij niet op een meer directe manier to the point? Waarom doet Hij zo omslachtig? Had Hij niet beter direct kunnen zeggen waar het op aankomt?

Blijkbaar niet. Juist Jezus gaat heel voorzichtig te werk. Ik denk dat dat is omdat Hij het mens-zijn van de ander respecteert. Daarin gaat Hij vrij ver. Misschien kun je zelfs zeggen dat Hij daarbij het risico loopt om misverstaan te worden. Stel je voor dat de vrouw Zijn liefdevolle boodschap níet geaccepteerd had, wat zou Hij dan gedaan hebben? Zou Hij dan alsnog scherper de veroordeling hebben laten klinken? Of zou Hij hebben gehandeld zoals Paulus later zou schrijven: ‘De liefde is geduldig’ (1 Kor. 13:4)?

Uit: Om het hart van homo’s – Pastoraat aan homoseksuele jongeren, van Herman van Wijngaarden (h. 7)