Hart van homo´s logo
Wie moet/mag het weten?

Wie moet/mag het weten?

Hart van homo´s logo

Wie moet/mag het weten?

Wie moet/mag het weten?

Hier een titel

Jongeren die ontdekt hebben dat ze homo zijn, kunnen heel verschillend denken over de vraag aan wie ze het willen vertellen. Aan het ene uiterste staan de jongeren die het kringetje van ‘ingewijden’ liefst zo klein mogelijk houden. Aan het andere uiterste staan de jongeren die vinden dat ‘de hele wereld’ het nu gelijk maar moet weten. Wat is wijs?
Ook hier geldt natuurlijk dat jijzelf degene bent die bepaalt aan wie je het vertelt en wanneer. Waarschijnlijk ligt de beste weg ergens tussen beide uitersten. Want waarom zou de hele wereld moeten weten dat jij homo bent? Moet iedereen alles van jou weten? Aan de andere kant: waarom zou je ervoor kiezen om het te beperken tot een heel klein kringetje? Laat je je dan niet teveel leiden door angst?

Grootouders

Hoe je er ook in staat, het is altijd goed om te beginnen bij mensen die je vertrouwt en van wie je weet dat ze goed zullen reageren. Een positieve eerste reactie geeft je vertrouwen voor de volgende stappen. Je kunt bijvoorbeeld beginnen bij je ouders of iemand anders uit je familie. Maar voor sommigen is dat té dichtbij; die beginnen liever bij een goede vriend of vriendin, of bij iemand uit de kerkelijke gemeente (predikant, jeugdleider).

Doe dus eerst op een veilige manier ervaring op met je ‘coming out’. Geef jezelf de tijd om de reacties te verwerken. Wen ook aan het idee dat er nu mensen zijn die ‘het’ van je weten. Vervolgens kun je erover nadenken hoe je het kringetje van ingewijden groter kunt maken. De klas of de jeugdvereniging? Of bijvoorbeeld eerst alleen de iets wijdere kring van (beste) vrienden?

Bedenk daarbij of je met een bepaalde stap geen mensen passeert. Als je weet dat het na de jeugdvereniging (via via) al gauw bij je grootouders terecht zal komen, is het waarschijnlijk goed dat je eerst zélf je grootouders inlicht.

Het proces van je ‘coming out’ mag best een tijdje duren; het hoeft allemaal niet van vandaag op morgen. Geef jezelf de tijd, als je die nodig hebt. Maar als je eenmaal hebt voorgenomen om het aan bepaalde mensen te vertellen, wacht er dan niet te lang mee. Anders wordt de drempel weer hoger en gaat het tegen je werken.

Het juiste moment

Het juiste moment

Hart van homo´s logo

Het juiste moment

Het juiste moment

Hier een titel

Wat is ‘het juiste moment’ om aan iemand te vertellen dat je homo bent? Als je besloten hebt dat je het graag met mensen wilt delen, zal die vraag regelmatig terugkomen. Misschien heb je in je hoofd al honderd scenario’s verzonnen voor hoe zo’n gesprek zou kunnen verlopen. Maar om de stap uiteindelijk te zetten…
Bedenk: hét juiste moment komt misschien wel nooit. Het zal altijd spannend blijven. Wachten op ‘het juiste moment’ kan dus een excuus zijn om het steeds maar voor ons uit te schuiven.

Aan de andere kant: je mag jezelf best de tijd geven. De één komt binnen een half jaar uit de kast, de ander doet er een jaar over, en weer een ander…

Signalen

Waarschijnlijk komt er een moment dat je het gewoon niet meer kunt volhouden om de schijn op te houden. Je voelt je eenzaam met je geheim; het maakt je verdrietig. De drang om eerlijk te zijn, wordt steeds sterker. Dat zijn signalen die je serieus moet nemen, want dan weet je dat ‘het juiste moment’ eraan komt!

‘Niet gelukt’

Maar hoe ‘pak’ je dan dat moment? Het kan gebeuren dat je je hebt voorgenomen om het te vertellen, maar dat het je simpelweg niet lukt om erover te beginnen. Het gesprek vliegt alle kanten uit en nergens vind je het moment om het hoge woord eruit te laten komen. Even later zit je weer op je fiets en je baalt als een stekker: ‘Weer niet gelukt!’

Bruggetje

Het zoeken van een geschikt bruggetje is vaak erg lastig. Vaak komt het niet, tenzij je er zelf één legt. Gewoon, als het moet uit het luchtledige. Je onderbreekt het gesprek en je zegt: ‘Ik wil je iets vertellen wat heel belangrijk voor me is.’ Misschien kun je van tevoren – bijvoorbeeld via WhatsApp – al aankondigen dat je iets belangrijks wilt vertellen. Dan is de ander erop voorbereid en kan hij je helpen: ‘Je wilde toch iets vertellen?’ Nadeel is dat je na zo’n aankondiging niet meer terug kunt… Maar eigenlijk wilde je dat ook niet, toch?

In of uit de kast?

In of uit de kast?

Hart van homo´s logo

In of uit de kast?

In of uit de kast?

Hier een titel

Blijf ik (nog) in de kast, of ga ik vertellen dat ik homo ben? Het is niet moeilijk om redenen te verzinnen om het nog maar voor jezelf te houden. ‘Iedereen heeft er een mening over, maar ik weet zelf nog niet eens hoe ik verder moet!’ Of: ‘Ze gaan anders naar me kijken als ze “het” weten.’
Er zijn genoeg homo’s en lesbiennes die daarom nooit een ‘coming out’ hebben gehad. Het is natuurlijk ook niet verplicht. En toch…

Als een bevrijding

Hoewel het waarschijnlijk geen eitje zal worden (maar wel stoer!) zullen de meeste homo’s het als een bevrijding ervaring als ze een tijdje ‘uit de kast’ zijn. Om een paar redenen te noemen:

  • Je hoeft niet meer te liegen of ontwijkende antwoorden te geven waarom jij (nog steeds) geen relatie hebt.
  • Je hoeft niet meer in je eentje te worstelen met je gevoelens, je omgeving en met God.
  • Je weet nu hoe je omgeving erin staat en hoe ze echt naar je kijken (het valt meestal reuze mee!).
  • Je familie- en vriendschapsbanden krijgen meer verdieping als jij jezelf kunt zijn. Zij krijgen meer ‘jou’ en jij krijgt meer van hen te zien en te ervaren!
  • Je kunt na een tijdje wat relaxter naar jezelf kijken. Zo ben je beter in staat om weer toekomst voor jezelf te zien. Ook als die anders is dan je voor jezelf had bedacht!

Sores delen

Sommige homo-jongeren voeren het volgende aan als reden om het níet te vertellen: ‘Ik wil anderen er niet mee lastig vallen.’ Of: ‘Ik kan het m’n ouders niet aandoen!’ Dat lijkt misschien nobel, maar je kunt deze gedachten toch beter proberen los te laten. Iedereen heeft het recht om zijn of haar sores te delen met anderen. En ouders hebben de plicht er voor hun kinderen te zijn, hoe moeilijk ze het misschien ook vinden.

Je kunt je trouwens ook afvragen of je niet de plicht hebt om anderen te laten zien wie en hoe je werkelijk bent – zeker aan de mensen die dichtbij je staan. Mensen die van je houden, willen je graag (leren) kennen zoals je bent. Je ontneemt ze die mogelijkheid als je je bewust anders voordoet.

Niet wegcijferen

Oké, je hebt geen garantie dat het altijd goed zal gaan. Het is niet uitgesloten dat je familieleden of vrienden kwijtraakt. Daarom is het belangrijk om te beseffen dat je jezelf niet hoeft weg te cijferen. Je mág jezelf zijn. In Gods ogen ben je uniek en gelijk aan ieder ander mens. Hij vindt je waardevol – niet ondanks, maar mét je homoseksuele gevoelens. Dat maakt het zeker het risico waard om ook voor je omgeving een eerlijk leven te leiden, dichtbij God!

Je leven lang

Als je eenmaal je ‘coming out’ hebt gehad zul je merken dat dat niet eenmalig is. Bij nieuwe contacten zul je nog regelmatig het gevoel hebben dat je wéér uit de kast moet komen. Het zal dan steeds weer een keuze zijn of je het wel of niet vertelt.

Dat is op zich niet erg. Besef wel dat je het niet altijd hoeft te vertellen. In sommige situaties heeft het voor jezelf geen enkele toegevoegde waarde. Doe het dan gewoon lekker niet. Jij bent zelf degene die bepaalt of je het prettig vindt om het wel of niet te vertellen!

‘Weet je wel zeker dat je homo bent?’

‘Weet je wel zeker dat je homo bent?’

Hart van homo´s logo

‘Weet je wel zeker dat je homo bent?’

‘Weet je wel zeker dat je homo bent?’

Verwarring

‘Mijn ouders zeggen dat ik er nog maar eens goed over moet nadenken of ik wel echt homo ben…’

Met enige regelmaat spreek ik jongeren die me zoiets vertellen. Er zijn ouders die er gewoon niet aan willen. ‘Weet je het wel zeker?’, ‘Heb je het wel een kans gegeven om verliefd te worden op een meisje?’, ‘Je ziet het helemaal niet aan je.’ Kortom, denk er nog maar ’s over na, dan praten we later verder.

Ik stel het me zo voor dat een jongere na zo’n gesprek in verwarring teruggaat naar zijn of haar kamer. Vaak hebben ze jarenlang rondgelopen met twijfels aan hun seksuele identiteit. Op een gegeven moment moeten ze erover praten, want het wordt voor hen steeds duidelijker. Ze rapen de moed bij elkaar om het aan hun ouders te vertellen, hopend dat ze bij hen steun zullen vinden. En dan blijkt dat pa en ma het niet willen geloven: ‘Denk er nog maar ’s over na!’ In plaats van verder te zijn gekomen, voelt het voor deze jongeren alsof ze terug bij ‘af’ zijn. Ze moeten hun zoekproces overnieuw doen…

Soms terecht

Ergens snap ik het natuurlijk wel dat ouders zo reageren. Mogelijk zeggen ze het vooral uit zorg voor hun zoon of dochter. Het is tenslotte niet ideaal om als homo door het leven te moeten, zeker niet voor een christen. Als ze hun kind dan een pijnlijke vergissing kunnen besparen, willen ze dat vóór alles doen!

Daar komt bij dat er inderdaad situaties kunnen zijn waarin genoemde vragen terecht zijn. Dat geldt zeker als het gaat om tieners (12-16 jaar). Zij zitten in een periode waarin hun seksualiteit zich aan het ontwikkelen is. Dat is sowieso een verwarrende periode. Het is vrij normaal dat een jongen zich in deze jaren wel eens afvraagt: Ben ik soms homo? Omdat de drempel naar homoseksueel gedrag in deze tijd steeds lager wordt, kan hij (op internet) vrij makkelijk het advies tegenkomen: probeer het maar uit, dan merk je vanzelf of je het prettig vindt. Maar als je al twijfelt, hoef je niet per se homo te zijn om het prettig te vinden dat een seksegenoot aan je zit. Het is dan niet uitgesloten dat een tiener denkt dat hij homo is en er later achter komt dat dat toch níet zo is.

Op oudere leeftijd is zoiets mogelijk als een jongere in het biseksuele spectrum zit: hij of zij voelt zich in meerdere of mindere mate aangetrokken tot beide geslachten. Het zou dan kunnen dat een jongere ertoe komt om zich meer te identificeren met zijn/haar homoseksuele kant dan met zijn heteroseksuele kant. Denk aan bepaalde traumatische ervaringen (seksueel misbruik) of aan een omgeving waarin homo-zijn je veel positieve aandacht oplevert.

Dit is trouwens niet per se een conservatief-christelijke gedachte. In het algemeen wordt de seksuele identiteit tegenwoordig gezien als iets dat heel fluïde is. Zo kan iemand heel goed afwisselend een homoseksuele en een heteroseksuele periode hebben (zie bijvoorbeeld de roman ‘Een klein leven’ van Hanya Yanagihara).

Identificeren

Toch moeten we ervoor oppassen dat we bovenstaande zomaar gebruiken om vraagtekens te zetten bij de seksuele identiteit van een jongere. Als ouders dat doen, heeft dat meestal te maken met een omgeving waarin het allerminst positieve aandacht oplevert als je vertelt dat je homo bent – de ouders zelf zijn daar het bewijs van. De jongeren over wie ik het in dit artikel heb, zijn daar als geen ander van doordrongen. Niet voor niets wachten ze soms jarenlang om ‘het’ aan hun omgeving te vertellen.

Zo goed als altijd hebben ze de mogelijkheid dat ze homo zouden zijn met alle kracht die in hen is proberen weg te drukken. ‘Ik wil helemaal geen homo zijn!’ Niet zelden hebben ze ook geprobeerd om een verkering aan te gaan met het andere geslacht. Dat kan hen dan trouwens nog tegengeworpen worden, want: ‘Je hield toch van haar?’, of: ‘Je vond hem toch leuk?’ Ja, dat deden ze inderdaad, maar toch ging het niet. Er ontbrak iets wezenlijks aan de relatie.

Kortom, juist in orthodox-christelijke kringen is het erg onwaarschijnlijk dat een jongere zichzelf aanpraat dat hij of zij homo is. Wie deze mogelijkheid toch open wil houden, zal zich in ieder geval moeten afvragen welk voordeel het de jongere biedt om zichzelf te identificeren als homo.

Mogelijke opmerkingen van ouders

    • Je komt helemaal niet over als ‘homo’ – Nog afgezien van wat daarmee wordt bedoeld: het zegt helemaal niks! Veel jongeren die toch echt homo zijn, komen in eerste instantie helemaal niet zo over – zeker niet als ze (wat vaak gebeurt) uit alle macht proberen de schijn te vermijden…
    • Je had het altijd over meisjes en nu kom je er opeens mee dat je homo bent – Zo’n opmerking komt meestal uit een omgeving die weinig ruimte biedt om over dit onderwerp te praten. Als die ruimte er wél was geweest, had een jongere in een vroeg stadium zijn of haar twijfels al kunnen delen.
    • Je reageert zo vervelend op onze vragen – Homoseksuele jongeren kunnen – net als andere jongeren – inderdaad op een verkeerde manier het gesprek aangaan met hun ouders. Soms zijn ze daardoor mede debet aan hun eigen verwarring. Daar mogen ze op aangesproken worden. Maar het betekent niet dat we dús als ouders gelijk hebben.
    • Je hebt een verkering met het andere geslacht niet serieus een kans gegeven – Deze opmerking heeft hoogstens enig recht van spreken als een jongere biseksueel zou kunnen zijn. Maar meestal weet een jongere dat dan wel van zichzelf. Voor de rest geldt: het andere geslacht kunnen waarderen, is nog wat anders dan je seksueel aangetrokken voelen.
    • Misschien ben je ‘homo’ geworden door [dit of dat] – Wie dit oppert, moet zich ervan bewust zijn dat de literatuur die deze mogelijkheid openhoudt, het dan in het algemeen heeft over traumatische ervaringen. Als daar geen sprake van is, is er weinig grond voor deze opmerking.

Mág het?

‘Denk er nog maar eens over na…’ Voor de jongeren over wie ik het in dit artikel heb, is dat een pijnlijke en verwarrende boodschap. Pijnlijk, omdat ze opnieuw op zichzelf teruggeworpen worden, terwijl ze juist steun zochten. Verwarrend, omdat het hen niet lukt om er afstand van te nemen. Zoveel ontzag hebben ze vaak wel voor hun ouders dat ze inderdaad het proces van zelfonderzoek opnieuw beginnen. Ze proberen zich nóg een keer voor te stellen hoe het zou zijn om verkering te hebben met het andere geslacht. Dan zegt een jongen bijvoorbeeld: ‘Ik kan niet ontkennen dat ik bepaalde meisjes wel leuk vind’, wat hij vervolgens dan – voor de zoveelste keer – probeert te verbinden aan iets van seksuele aantrekkingskracht.

Als jongeren met deze verwarring bij mij komen, ga ík ze trouwens niet vertellen dat ze volgens mij echt homo zijn – ook niet als ik er zelfs van een afstand bijna van overtuigd ben. Ze zullen zelf die conclusie moeten trekken, om daarmee vervolgens opnieuw het gesprek met de ouders aan te gaan. Wat ik wel probeer, is jongeren te helpen hun gevoelsleven duidelijker in kaart te krijgen. Dat doe ik door daar gerichte vragen naar te stellen die hen de ruimte geven om daar eerlijk over te zijn.

Ik heb wel eens de indruk dat het om dat laatste gaat. Ik ga hen beslist niet aanpraten dat ze homo zijn, maar ze merken wél dat ze van mij homo mógen zijn. Misschien is dat laatste voor mij makkelijker dan voor ouders – het is tenslotte mijn kind niet – maar ten diepste zijn kinderen daar ook bij hun ouders naar op zoek: ‘Mág ik van jullie homo zijn? Ik mag het van mijzelf eigenlijk niet eens. Help me om te accepteren wie en hoe ik ben!’

Herman van Wijngaarden

Kom in het licht met je homo zijn

Kom in het licht met je homo zijn

Hart van homo´s logo

Kom in het licht met je homo zijn

Kom in het licht met je homo zijn

Acceptatieproces

Je zult maar tot de conclusie komen dat je homo bent… Misschien heb je de gedachte heel lang proberen weg te drukken, want: dit wil je niet! Maar langzamerhand ben je er achter gekomen dat het gewoon zo is. Hoe nu verder? Het maar voor jezelf houden? Net doen of het niet zo is? Hieronder drie tips voor als je aan het begin staat van je (al dan niet) acceptatieproces.
  1. Accepteer dat je homo bent – Het klinkt misschien als een open deur: ‘Accepteer dat je homo bent.’ Ja, je zult wel moeten… Toch is dat iets waar veel christen-jongeren moeite mee hebben. Waarschijnlijk was je liever anders geweest. Dat is begrijpelijk, maar die gedachte helpt je niet verder. Het feit ligt er nu eenmaal en je zult ermee moeten dealen, of je nu wilt of niet. Dat lukt niet als je je homo-zijn niet accepteert als iets dat bij jou hoort. Misschien moet je zelfs zeggen: als je het niet aanvaardt als iets dat bij jou hoort, dat klinkt nog iets positiever. Hoe het ook komt dat jij homoseksueel bent geworden, het is niet buiten Gods vaderlijke hand om gegaan. Hij weet ervan dat jij homo bent en Hij heeft er een plan mee. Dat plan zul je alleen ontdekken als je je homo-zijn bewust, vanuit een positieve houding, onder ogen ziet. God weet er raad mee!
  2. Kom ermee in het licht – Dat is lastig: met je homo-zijn in het licht komen. Je kunt geneigd zijn om het liever maar verborgen te houden, voor jezelf en voor anderen. Net doen of het er niet is. Maar wat er dan vaak gebeurt, is dat je het wegstopt in de duistere plekjes van je hart: die van de schaamte en het schuldgevoel. Dat lijkt veilig, maar juist omdat je er niet bewust aandacht aan besteedt, krijgt het de kans om zijn eigen wegen te gaan. En dat zijn vaak juist de duistere wegen, waar je geen controle over hebt.
    Het lijkt tegenstrijdig, maar veel jongeren die hun homo-zijn niet onder ogen zien, leiden een dubbel leven. ‘Eigenlijk mag het niet, maar ik kan er niks aan doen en dus geef ik soms maar toe aan de porno of de vlugge sekscontacten.’ Alsof hun homo-zijn op die duistere plekjes nog ’t meest veilig is. Maar uiteindelijk worden ze er niet gelukkig van, integendeel. Vandaar: kom ermee in het licht. Praat erover, met God en met andere mensen. Geloof dat je je homo-zijn in Gods licht kunt beleven!
  3. Maak bewuste keuzes – Veel christen-homo’s voelen zich slachtoffer van hun gevoelens. Ze hebben er tenslotte niet om gevraagd om zo te zijn. Als het er dan bovendien op lijkt dat er geen goede manier bestaat om ermee om te gaan (‘Je doet het altijd fout’), kun je de moed opgeven. Het is alsof je veroordeeld bent tot een leven in zonde… En als dat zo is, waar zou je je dan nog druk om maken? ’t Beste wat je dan kunt doen, is nog een beetje genietenvan de zonde.
    In je hart weet je natuurlijk wel dat dat niet de manier is. Er moet een betere manier zijn, maar daar zul je wel bewust voor moeten kiezen. Zie je zelf niet als slachtoffer van je gevoelens. Oké, je hebt er zelf niet voor gekozen om zo te zijn, maar dat neemt niet weg dat jij verantwoordelijk bent voor hoe je ermee omgaat. Vertrouw je ermee toe aan God die dit in jouw leven heeft toegelaten: ‘Oké, ik ben dus homo… en ik wil ermee omgaan zoals U dat van mij verlangt.’

Uit:  Oké, ik ben dus homo – over homoseksualiteit en het volgen van Jezus, van Herman van Wijngaarden.

Zelfacceptatie is belangrijker dan uit de kast komen

Zelfacceptatie is belangrijker dan uit de kast komen

Hart van homo´s logo

Zelfacceptatie is belangrijker dan uit de kast komen

Zelfacceptatie is belangrijker dan uit de kast komen

Als er thuis al problemen zijn...

Helaas kan niet iedereen in Nederland veilig uit de kast komen. Het komt voor dat ouders hun kind op straat zetten. Nog veel vaker worden homoseksuele mensen binnen de familie en vriendenkring gestigmatiseerd en genegeerd. Als homoseksualiteit zichtbaar wordt en dichtbij komt, blijkt de Nederlandse tolerantie flinterdun – en niet alleen onder behoudende christenen.

Met de meeste homoseksuele jongeren gaat het gelukkig goed. Zij vinden een luisterend oor bij hun ouders, en kunnen bij hen terecht met vragen. In een persoonlijk gesprek tussen de jongeren en bijvoorbeeld een leerkracht of een predikant, is het zaak om dit voorzichtig af te tasten, voordat het gesprek over de Bijbel gaat of over het beleid van de wijkgemeente of de school. Kan deze jongere bij zijn ouders terecht als hij op school wordt uitgescholden voor ‘mietje’? En niet minder belangrijk: zijn de ouders in staat om hun puber hierin te begeleiden? Het is niet per se onwil als dit niet gebeurt, het kan ook onvermogen zijn door ziekte en zorgen.

Met tranen

Als er thuis al problemen zijn of zouden kunnen ontstaan, moeten de omstanders niet aansturen op uit de kast komen, maar op zelfacceptatie (1). Want voor je mentale welzijn is het beter om niet tegen je geaardheid te vechten, maar om ermee te leren leven. Dat is een persoonlijk proces en dat mag met worstelen en met tranen, al hoeft dat natuurlijk niet. Maar met ontkennen doet iemand zichzelf tekort en maakt hij zichzelf mogelijk kapot.

Mensen die uit de kast komen, hebben volgens onderzoek minder zelfmoordgedachten; dat heeft dus altijd de voorkeur (2). Maar er zijn ook voorbeelden van jongeren die een einde aan hun leven maakten, nadat ze uit de kast waren gekomen bij de verkeerde mensen. Daar waren ouders en schoolvrienden bij die de geaardheid ontkenden of bagatelliseerden (3). Maatwerk is dus nodig!

Zo is het ook mogelijk om de kastdeur op een kier te zetten, en het onderwerp (nog) niet thuis te bespreken, maar met de vertrouwenspersoon op school, of met de wijkpredikant of de huisarts. Bij Chris (4) en bij Hart van Homo’s (5) kun je anoniem je verhaal doen aan getrainde mensen die meedenken, door te chatten of te bellen of te mailen.

Luister

De kerk of de school kan veel zelf doen voor homoseksuele mensen uit traditionele families. Er zijn dingen die je wel moet doen, en er zijn dingen die je juist niet moet doen. Luister aandachtig, en stel vragen over wat de ander denkt en voelt, en wat hij zelf wil en nodig heeft. Bagatelliseer het onderwerp niet door te zeggen dat uit de kast komen vast wel meevalt of door de indruk te wekken dat het onderwerp geen issue is.

Uit de kast komen is altijd een persoonlijke keuze en stap, forceer dat niet. Ga moeilijke onderwerpen als zelfmoord niet uit de weg, maar realiseer je dat je niet alles kunt oplossen. En ga vertrouwelijk om met de informatie die je krijgt, breng de ander niet in gevaar door onzorgvuldig te zijn met geheimhouding. Verken of er iemand in de familie is die de persoon in kwestie wel kan steunen.

In de media lijkt het vaak alsof alleen behoudende christenen moeilijk doen over homoseksualiteit. Wetenschappelijk onderzoek bevestigt dat gelukkig niet. Door over de thuissituatie te praten, geef je de homoseksuele medemens juist de kans om het onderwerp zelf breder te zien dan de Bijbel en de kerk. Dat kan weer helpen bij de zelfacceptatie. Het geeft de nodige veerkracht om met een andere geaardheid het volwassen leven in te stappen.

Voor verdieping is er een handreiking (6) van Movisie, betaald door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Annette van der Vliet