Hart van homo´s logo
Overtuiging en realiteitszin

Overtuiging en realiteitszin

Hart van homo´s logo

Overtuiging en realiteitszin

Overtuiging en realiteitszin

Hier een titel

Wat woorden van Jezus over huwelijk en ongetrouwd zijn ons te zeggen hebben — ook als Hij nooit iets over homoseksualiteit gezegd heeft

Wolter Rose

Oktober 2018

Als bestuur, medewerkers en vrijwilligers van Hart van Homo’s weten we ons volgelingen van Jezus, de Zoon van God, die is opgestaan uit de dood. Door het Evangelie zijn we burgers van Zijn Koninkrijk — en als er één koning is voor wie het veilig is je knie te buigen, dan is Hij het. Dat is een overtuiging die bij ons diep zit, omdat Hij niet alleen koning is, de langverwachte “Gezalfde van de Heer”, maar ook dienaar, de “Dienaar van de Heer”, die kwam om te lijden, en gehoorzaam werd tot in de dood. In dit artikel bieden we een nadere verantwoording van wat dit betekent voor onze visie op homoseksualiteit. We zijn er óók voor jongeren die deze visie niet delen, maar presenteren haar in onze bijbelstudiegroepen wel als een serieuze optie – ter overweging.

Inhoudsopgave

1.Eerherstel voor het huwelijk

Het oorspronkelijke ontwerp van de Schepper

I. Jezus beantwoordt een actuele vraag door terug te gaan naar het begin van de geschiedenis van de mensheid, toen de Schepper de mensen mannelijk en vrouwelijk maakte
II. Jezus is waar het gaat om huwelijk en echtscheiding strenger dan Zijn tijdgenoten, en ook nog eens strenger dan Mozes

2.Een gedeelde eerste plaats

De nieuwe werkelijkheid van de Koning

III. Jezus stemt in met de onbegrijpelijke gedachte dat ongetrouwd zijn een waardevolle levensbestemming is

3.Een bijzondere combinatie: overtuiging en realiteitszin

Jezus en homoseksualiteit

IV. Jezus is barmhartiger en strenger tegelijk
V.Jezus is zich ervan bewust dat ongetrouwd zijn voor verschillende categorieën mensen niet een eigen keuze is — en ook dan is het goed zo

Klik hier voor een pdf-versie van het artikel.

Jezus heeft nooit iets gezegd over homoseksualiteit, in ieder geval niet met zoveel woorden. Daar kunnen we het snel over eens zijn. Maar wat kun je eruit afleiden? Wat betekent het dat Jezus niets over homoseksualiteit heeft gezegd? Kun je zeggen dat Jezus het blijkbaar niet belangrijk genoeg vond om er iets over te zeggen en dat christenen vandaag dan ook de ruimte hebben eigen keuzes te maken? Die conclusie gaat te snel. Jezus heeft ook niets over milieubeheer gezegd, maar dat ontslaat christenen vandaag niet van de plicht verantwoordelijk om te gaan met onze planeet.

Tegen de achtergrond van wat we weten over de sociale wereld van het jodendom van de eerste eeuw na Christus komt het niet als een verrassing dat we geen uitspraken van Jezus hebben rond het thema homoseksualiteit. Wat betreft een seksuele relatie met een partner van het eigen geslacht zou iedereen binnen de religieuze gemeenschap waar Jezus deel van uitmaakte hetzelfde gezegd hebben: dat is niet toegestaan. Niemand voelde de behoefte dit als een kwestie aan Jezus voor te leggen.

Bij andere ethische vraagstukken was die behoefte er wel. Zo lezen we in het evangelie van Matteüs over een gesprek van religieuze experts met Jezus over huwelijk en echtscheiding. In de tijd van Jezus waren er uiteenlopende meningen over wat wel en wat niet een wettige grond voor echtscheiding was. Er was een strenge richting en een lichte richting. De vraag die de religieuze experts Jezus stelden was: “Is het een man toegestaan zijn vrouw om allerlei redenen te verstoten?” (Matt. 19:3).

1. Eerherstel voor het huwelijk

Ondertussen kunnen we als we tweeduizend jaar later nadenken over homoseksualiteit nog wel het een en ander leren van het antwoord dat Jezus gaf op deze vraag over echtscheiding en van het verdere verloop van het gesprek. Jezus beantwoordt de concrete vraag niet met een eenvoudig Ja of Nee. Hij zet de vraag in een groter kader. En dan gaat het niet alleen maar over huwelijk en echtscheiding, maar ook over seksueel verkeer.

Het oorspronkelijke ontwerp van de Schepper

I. Jezus beantwoordt een actuele vraag door terug te gaan naar het begin van de geschiedenis van de mensheid, toen de Schepper de mensen mannelijk en vrouwelijk maakte

Jezus stelt eerst zelf een vraag waarin Hij een opvallende aanduiding voor God gebruikt: “Hij Die de mens gemaakt heeft”, in andere vertalingen, beter: “de Schepper”. Dit is de enige keer in de vier levensbeschrijvingen van Jezus dat we hem die aanduiding horen gebruiken. Volgens Jezus is het, als je bezig bent met vragen over echtscheiding, huwelijk en seksualiteit, belangrijk je te herinneren dat er een Schepper is, en dat Hij de mensen “in het begin” gemaakt heeft in tweevoud: “mannelijk en vrouwelijk”.

Eén man en één vrouw

Jezus vervolgt met een citaat uit het scheppingsverhaal in de eerste twee hoofdstukken van het boek Genesis: “Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten, en die twee zullen tot één vlees zijn”. Jezus veroorlooft zich een kleine toevoeging in de tekst uit het boek Genesis: de “twee”, de zojuist genoemde man en vrouw, zullen één worden, zegt Hij — terwijl er stond: “zij” zullen één worden.

Vanaf dit moment gaat het ook over seksueel verkeer. Het kan nauwelijks explicieter: het “één vlees worden”, de vereniging van twee mensen, inclusief de seksuele eenwording, vindt plaats in een verbintenis van één man en één vrouw, “die twee”.

Een levenslange verbintenis

Zo’n verbintenis is volgens Jezus meer dan een menselijk initiatief: de eenheid van één man en één vrouw gaat terug op de oorspronkelijke bedoeling van de Schepper. God heeft de regie, en dat heeft gevolgen, in de woorden van Jezus: “Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden”. Dat betekent dat echtscheiding een latere ontwikkeling is in de geschiedenis van de mensheid. Het is niet zoals de Schepper het oorspronkelijk bedoeld heeft.

II. Jezus is waar het gaat om huwelijk en echtscheiding strenger dan Zijn tijdgenoten, en ook nog eens strenger dan Mozes

Zoals gezegd, als het ging over wettige redenen voor een echtscheiding waren er twee verschillende richtingen. In Zijn antwoord sluit Jezus zich aan bij de strenge richting. En daarmee was Hij niet alleen strenger dan sommige van Zijn tijdgenoten.

Meegaandheid

Hij was ook nog eens strenger dan Mozes, de man die meer dan duizend jaar eerder de wetgeving van JHWH, de God van Israël, had vastgelegd, inclusief regelgeving rond echtscheiding.

De toestemming in de oude wetgeving om een vrouw te verstoten was een zaak van meegaandheid, zegt Jezus, vanwege het feit dat mensen “harteloos en koppig” zijn. En dan komt Jezus met Zijn antwoord op de vraag over wettige redenen voor echtscheiding: “Ik zeg u: wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt overspel, tenzij er sprake was van een ongeoorloofde verbintenis.” Met Jezus breekt een nieuw tijdperk aan, met een nieuwe radicaliteit van iemand die een profeet als Mozes was, maar tegelijk ook de meerdere van Mozes.

Strenger

Het was niet de enige keer dat Jezus strenger was over huwelijk en seksueel verkeer. In een lange toespraak die bekend is geworden als “De Bergrede” zei Jezus dat je niet alleen metterdaad overspel kunt plegen, maar ook met je gedachten, in je hart, door op zo’n manier naar iemand te kijken dat je de ander tot een voorwerp van seksuele begeerte maakt.

Op verschillende momenten in Zijn onderwijs hoor je als je goed luistert een echo van de Dekaloog. Bij het Zevende Gebod klinken in Jezus’ samenvatting opeens twee woorden: niet alleen “overspel”, zoals we gewend waren, maar nu ook — met excuses voor het ouderwetse woord — “onkuisheid” (bv. Matt. 15:19), een verzamelwoord voor elke variant van seksueel verkeer die God in de wetgeving van het volk Israël verboden had (in een andere vertaling wordt het weergegeven met “foute seks”).

Met andere woorden: je moet niet denken dat je het Zevende Gebod (“U zult niet echtbreken”) kunt afvinken als je nooit metterdaad seksuele omgang had met iemand anders dan degene met wie je getrouwd bent. En niet alleen getrouwde mensen, ook ongetrouwde mensen overtreden volgens Jezus het Zevende Gebod wanneer ze seks hebben met iemand met wie ze niet getrouwd zijn.

2. Een gedeelde eerste plaats

De nieuwe werkelijkheid van de Koning

III. Jezus stemt in met de onbegrijpelijke gedachte dat ongetrouwd zijn een waardevolle levensbestemming is

Op dat moment mengt zich een derde partij in het gesprek: de leerlingen van Jezus. Ze proberen zich voor te stellen wat de woorden van Jezus concreet betekenen. Ze schrikken van Zijn strengheid, en hun woorden klinken bijna wanhopig: “Als de zaak van de man met de vrouw er zo voor staat, is het beter niet te trouwen.”

De woorden vertolken een absurde gedachte, helemaal in de cultuur waarin Jezus leefde, een cultuur waarin het hoogst ongebruikelijk was dat iemand niet trouwde. Je zou verwachten dat Jezus de conclusie van Zijn leerlingen zou tegenspreken — Hij heeft immers nog maar net daarvoor het huwelijk in zijn oude glorie hersteld.

Een goed woord

Het verrassende is: Jezus spreekt ze niet tegen. Hij stemt met ze in. En daarmee krijgt het gesprek over echtscheiding een wending die niemand had zien aankomen. Jezus doet een goed woord voor ongetrouwd zijn. Daarmee neemt Hij afstand van de cultuur waarin Hij was grootgebracht. Ongetrouwd zijn is niet langer hoogst ongebruikelijk, in bepaalde gevallen is het goed zo.

Het is een onverwachte wending, die niet iedereen zomaar begrijpt. “Niet allen vatten dit woord, maar alleen zij aan wie het gegeven is”, zegt Jezus. “Aan wie het gegeven is” — de woorden hebben betrekking op het kunnen begrijpen, “vatten”, van de uitspraak dat niet getrouwd zijn in bepaalde situaties beter is. Jezus doet op dit moment dus geen uitspraak dat het je gegeven moet zijn ongetrouwd te zijn — maar over het kunnen zeggen, terwijl je ongetrouwd bent: voor mij is het goed zo.

Ook goed

In het Oude Testament klonken de woorden: “Het is niet goed dat de mens alleen is”, woorden gesproken door de Schepper. Als het over echtscheiding gaat, gaat Jezus terug naar het begin. Nu het gaat over niet getrouwd zijn, zet Hij een stap vooruit. Je zou je kunnen afvragen of dit het moment is waarop die oude woorden van de Schepper in een nieuw licht komen te staan. In een nieuw licht, zodat je de woorden niet goed op een nieuwe manier kunt lezen: “niet goed” v.Chr. (voor Christus) en “niet goed” n.Chr. (na Christus).

In een nieuw licht, waarbij het ongetrouwd zijn na Christus aan dezelfde kant van “goed”/”niet goed” komt te staan als het getrouwd zijn. De werkelijkheid voor Christus en de werkelijkheid na Christus — het is niet meer hetzelfde. Voortaan is ongetrouwd zijn ook goed. En in Zijn eigen leven voegt Jezus de daad bij het woord: Hij viel op als ongetrouwde rabbi, maar Hij liet zich niet van de wijs brengen.

Een toelichting

Jezus geeft een toelichting, waarin Hij drie categorieën noemt van mensen die ongetrouwd zijn. Hij noemt mensen die er bewust voor gekozen hebben niet te trouwen, zodat ze beter inzetbaar zijn voor het hemelse koninkrijk. Maar zij zijn niet de eerste categorie die Hij noemt. Eerst noemt Jezus twee categorieën van mensen voor wie ongetrouwd zijn niet een keuze was: ze waren al vanaf hun geboorte zeg maar “onklaar” voor een huwelijk, of zijn door mensen onklaar gemaakt.

Voor elk van de drie categorieën gebruikt Hij dezelfde opvallende aanduiding: Hij noemt ze “ontmanden”, eunuchen — mensen waar op z’n zachtst gezegd vreemd tegenaan gekeken werd. Bij de vrijwillig ontmanden ligt het niet voor de hand te denken aan mensen die in letterlijke, fysieke, zin “ontmand” zijn. In dit geval, en dan misschien ook in de twee eerdere categorieën, gaat het om ontmanden, eunuchen, in de figuurlijke zin van het woord.

Jezus sluit Zijn goede woorden over het ongetrouwd zijn af met opnieuw woorden over het kunnen begrijpen van wat zojuist gezegd is. Ditmaal is het meer dan alleen een constatering. Nu klinkt er een oproep: “Wie dit vatten kan, laat die het vatten.”

Ontroerend

Een vraag over wanneer iemand wel of niet zou mogen scheiden wordt beantwoord met een principiële stellingname waarin Jezus teruggaat naar het oorspronkelijk ontwerp van de Schepper. Maar Jezus gaat verder: Hij doet vervolgens een goed woord voor mensen die ongetrouwd zijn, zowel voor mensen die daarvoor gekozen hebben als voor mensen voor wie het niet een keuze was.

Het is niet alleen vernieuwend, het is ook ontroerend: Jezus heeft een principiële overtuiging, en tegelijk blijkt hij oog te hebben voor het feit dat de omstandigheden waarin mensen nu leven niet meer een situatie zoals “in het begin” is. Voor sommige mensen betekent dat, dat ze niet getrouwd zijn — en volgens Jezus is dat ongetrouwd zijn ook goed zo. Het klinkt als een absurde uitspraak, maar Jezus roept de mensen die naar hem luisteren op zich in te spannen die onbegrijpelijke gedachte werkelijk binnen te laten komen.

3. Een bijzondere combinatie: overtuiging en realiteitszin

Jezus en homoseksualiteit

Zoals gezegd: het gaat in dit bijbelgedeelte niet over homoseksualiteit. Toch hebben de woorden van Jezus christenen van de 21e eeuw die hun mening vormen over homoseksualiteit wel degelijk iets te zeggen. In de eerste plaats onderstreept Jezus het belang van het weet hebben van de oorspronkelijke bedoelingen van de Schepper. Voor Jezus zijn die bedoelingen van heel lang geleden beslissend voor latere tijden.

IV. Jezus is barmhartiger en strenger tegelijk

In de tweede plaats maakt Jezus expliciet wat er altijd al in gezeten had. De Schepper had in Zijn ontwerp van huwelijk en seksueel verkeer twee mensen op het oog, een van het mannelijk geslacht en een van het vrouwelijk geslacht. “Twee” mensen: daarmee komt een eind aan een praktijk die in de tijd van het volk Israël tot de mogelijkheden behoorde (tenminste als je een bovengemiddeld inkomen had …): dat een man getrouwd kon zijn met meer dan één vrouw, oftewel: “polygamie”.

“Mannelijk en vrouwelijk”: daarmee valt een seksuele relatie van een man en een man of een vrouw en een vrouw buiten de orde zoals bedoeld door de Schepper. Op dat punt was Jezus geen vernieuwer: al eeuwen geleden was het in de wetgeving van Mozes zo verwoord.

Dezelfde Jezus

Jezus is streng als het gaat om de seksuele moraal. Die conclusie is niet overdreven. Die strenge Jezus is dezelfde Jezus die mensen hebben leren kennen als de barmhartige Jezus. Bij Jezus sluiten barmhartigheid en strengheid elkaar niet uit. Die bijzondere combinatie van barmhartigheid en strengheid is misschien wel het duidelijkst te zien in de woorden die Jezus zei tegen een op overspel betrapte vrouw (Joh. 8:11): “Ook Ik veroordeel u niet; ga heen en zondig niet meer.”

Jezus spreekt geen veroordeling uit, maar tegelijk laat Hij een waarschuwing horen. En dan gebruikt Hij het woord “zondigen”. Barmhartigheid en tegelijk strengheid (de volgorde is belangrijk) — het was Jezus op het lijf geschreven.

V. Jezus is zich ervan bewust dat ongetrouwd zijn voor verschillende categorieën mensen niet een eigen keuze is — en ook dan is het goed zo

Jezus’ goede woorden voor de “eunuchen” vormen een onverwachte wending in een gesprek dat begon met een vraag over wettige redenen voor een echtscheiding. Jezus vindt de oorspronkelijke bedoelingen van de Schepper heel belangrijk, maar Hij is realistisch genoeg om niet bij het begin te blijven staan.

Het gold in de tijd van Jezus, en het geldt vandaag nog steeds: we leven in een werkelijkheid die in sommige opzichten herinnert aan het goede begin, maar in andere opzichten een heel andere werkelijkheid is. Jezus heeft er oog voor dat er verschillende redenen kunnen zijn waarom mensen niet getrouwd zijn. In sommige gevallen is het een bewuste keuze, in andere gevallen niet.

In een positief licht

Wat in de dominante cultuur — toen en nu — als absurd wordt beschouwd, wordt door Jezus in een positief licht gezet. Wie Jezus als koning erkennen, hoeven zich niet een tweederangsburger te voelen als ze ongetrouwd zijn. Jezus’ positieve waardering van het ongetrouwd zijn kan een bemoediging zijn voor mensen die om welke reden dan ook niet getrouwd zijn. Dat geldt ook als je niet getrouwd zijn ermee te maken heeft dat je homo, lesbisch, biseksueel of transgender bent.

Tweeduizend jaar later staan ongetrouwden binnen de gemeente van Christus te vaak nog steeds op achterstand, en binnen die groep staan lhbt-ers te vaak op een dubbele achterstand. Er is werk aan de winkel, voor Hart van Homo’s, en voor christelijke geloofsgemeenschappen.

Wat zegt de Bijbel over homoseksualiteit?

Wat zegt de Bijbel over homoseksualiteit?

Hart van homo´s logo

Wat zegt de Bijbel over homoseksualiteit?

Wat zegt de Bijbel over homoseksualiteit?

Hier een titel

Dit is een licht bewerkte versie van een artikel dat eerder verscheen in CVKoers juli 2003 onder het pseudoniem Elco Flohr

Soms komt een antwoord op de vraag ‘Wat zegt de Bijbel over homoseksualiteit?’ niet verder dan een bespreking van een aantal teksten uit Leviticus en Paulus’ brief aan de Romeinen, en misschien nog enkele teksten die afwijzend staan tegenover homoseksualiteit. Zo’n antwoord voedt de gedachte dat het bij christenen in de eerste plaats — of misschien wel uitsluitend — om de ethiek gaat: een hardnekkig misverstand dat telkens weer de wereld (en de kerk) uit geholpen moet worden.
Ik ben blij dat ik ontdekt heb dat de Bijbel meer te bieden heeft dan ethiek. Dat begint al bij de rode draad die door de Bijbel loopt: het Evangelie en de betekenis van het Evangelie voor het alledaagse leven van iedere christen, ongeacht zijn seksuele geaardheid of voorkeur. Dat zet je stil bij het feit dat niet wat wij mensen doen zaligmakend is, maar wat God doet. Het Evangelie vertelt hoe God geschiedenis heeft gemaakt in de persoon van Jezus Christus en wat dat voor mensen vandaag betekent. In het Evangelie zegt God twee dingen tegen iemand: je bent een veel ergere zondaar dan je ooit wilt weten, en tegelijk: je bent meer geliefd dan je je ooit kunt voorstellen. Wanneer je een van de twee delen van deze dubbele boodschap er uitlicht ten koste van het andere deel, dan ben je het Evangelie kwijt.

Het Evangelie gebruiken

Het Evangelie is een geschenk. Een christen heeft er een leven lang werk aan dat geschenk uit te pakken en het te gebruiken. Het geschenk bestaat eigenlijk uit drie delen. Een van de drie delen ongebruikt laten liggen, betekent dat je ook van de andere delen minder zult genieten. Daarom is voortdurende oefening in het gebruik van het Evangelie van levensbelang voor iedere christen. Het Evangelie gebruiken betekent je leven en je omgang met God en mensen tegen het licht van het Evangelie houden.

Het eerste deel van het Evangelie gaat over vergeving. Je zonden zijn je vergeven. Zonden die te maken hebben met seksualiteit zijn niet erger dan andere zonden (als je de neiging niet kunt weerstaan zonden in graden van ernstigheid in te delen, doe het dan zoals C.S. Lewis het deed: hij maakte onderscheid tussen zonden die mensen op dieren doen lijken, bijvoorbeeld seksuele zonden, en zonden die mensen op de duivel doen lijken, bijvoorbeeld hoogmoed).

Het tweede deel van het Evangelie gaat over identiteit. Identiteit is van groot belang voor een mens: wie ben ik, wat maakt mij nu tot de persoon die ik ben? Het Evangelie geeft je een nieuwe identiteit. Een van de meest sprekende beelden die in het Nieuwe Testament hiervoor gebruikt wordt, is die van het krijgen van een nieuwe status: je was een slaaf (een zakenrelatie, waarbij het voortbestaan afhangt van jouw prestatie), nu ben je een kind (een familierelatie, waarbij het voortbestaan niet afhangt van wat jij doet, maar van wat iemand anders voor jou gedaan heeft).

Het derde deel van het Evangelie heeft te maken met het nieuwe leven als christen. Het Evangelie is geschenk, en het nieuwe leven is onderdeel van dat geschenk (en dus niet terugbetaling). Het Evangelie bevrijdt je van de kramp om te scoren voor God om zo zeker te zijn van Zijn aanvaarding en liefde. Die aanvaarding en liefde hangt niet af van jouw prestatie, maar van wat Iemand anders voor jou gedaan heeft: Jezus Christus. Jij moet inderdaad aan het werk in het nieuwe leven, maar in feite is Hij de handelende persoon.

En om alle twijfel overbodig te maken, zet Christus er nog eens een streep onder, door in de Persoon van Zijn Geest in je te wonen, zodat je er niet alleen voorstaat in het nieuwe leven. De Heilige Geest bepaalt je telkens weer bij de wortels van je bestaan: je hoeft niets terug te betalen (een geschenk is iets anders dan een lening), en je hoeft niet te scoren: kijk naar Christus, Hij heeft het met God in orde gemaakt, houd hem in beeld. Het nieuwe leven draait telkens weer uit op een gevecht met de duivel, de wereld, en je eigen vlees. Met menselijke wilskracht red je het niet. De Heilige Geest is je persoonlijke coach, die je leert vechten met de kracht regelrecht uit het hart van Evangelie: de genade van Jezus Christus.

Christus liefhebben

Tot nu toe heb ik nog weinig specifieks gezegd over homoseksuele christenen. En toch is het mijn ervaring van elke dag dat wat ik tot nu toe gezegd heb, onmisbaar is in een antwoord op de vraag ‘Wat zegt de Bijbel over homoseksualiteit?’ En het belangrijkste heb ik nog niet eens genoemd. Dat is dat het Evangelie een verbinding legt tussen jouw leven en het leven van Christus. Hij was de enige mens in de wereldgeschiedenis die niet hoefde te sterven, maar Hij koos ervoor de dood te ondergaan. Op die manier realiseerde Hij het reddingsplan dat Vader en Zoon God samen hadden gemaakt.

Het Evangelie zegt: Hij leefde het leven dat jij had moeten leven, Hij stierf de dood die jij had moeten sterven. Hij stapte binnen in het niemandsland van de godverlatenheid. Hij kreeg de volle ontlading van de rechtvaardige toorn van de heilige God over zich. Hij deed het omdat Hij jou liefhad. Deze Christus verbindt Zijn leven aan jouw leven en zegt: ‘Inderdaad, ik ben de Zoon van God, de Koning boven alle koningen, oneindig ver verheven boven wie dan ook, maar jij mag Me jouw broer noemen, je vriend.’

Christus liefhebben begint met hem aanvaarden zoals Hij is (zoals je dat ook van hem verwacht), ook wanneer Hij dingen doet of zegt die je tegenstaan (en wanneer je met de echte Jezus in aanraking komt, loop je onvermijdelijk tegen zulke dingen aan). Het betekent steeds meer onder de indruk raken van Zijn bijzondere persoonlijkheid, waarin zoveel voor ons besef elkaar uitsluitende trekken zitten: Hij is moreel onkreukbaar, en tegelijk heel toegankelijk; Hij is zich bewust van Zijn bijzondere identiteit als Zoon van God en tegelijk nederig en dienstbaar; Hij is geduldig met zondige mensen en vaart uit tegen mensen die denken dat ze het moreel wel voor elkaar hebben.

En in dat verband laat Christus ook het woord ‘gebod’ vallen: als je Mij liefhebt, dan houd je je aan Mijn geboden. Op dat punt zit er in de vriendschap iets onvermijdelijk onomkeerbaars. Dat krijg je wanneer een koning vriendschap met je sluit. Liefde en gebod komen niet van twee verschillende planeten. Als wat jij doet niet zaligmakend is, en als je niet hoeft te scoren om door God aanvaard te worden, wat blijft er dan nog over als motivering om te leven zoals Hij het wil? Er is maar een antwoord, dat in zijn eenvoud omgekeerd evenredig is aan de moeite die wij mensen hebben om het in praktijk te brengen: liefde.

De liefde maakt de gehoorzaamheid mogelijk en dragelijk, ook wanneer het zwaar valt. Hoe meer je Christus liefhebt, hoe meer je onder de indruk bent van Zijn bijzondere persoonlijkheid, hoe meer je hem aanbidt, des te minder zwaar zal het je vallen je aan Zijn geboden te houden, belooft hij. Je doet het voor Iemand die je zeer dierbaar is geworden. Dat is het best bewaarde geheim van het nieuwe leven. Daarvoor woont Hij met zijn Geest in je, zodat je hem nooit uit het oog en uit het hart hoeft te verliezen. Daarom staan er in het Nieuwe Testament maar liefst vier levensbeschrijvingen van Christus (Evangeliën), die je ieder voor zich kunnen helpen je kennis van hem te verdiepen.

In de gedeelten in de Bijbel waar het gebod de toon zet, kom je — als je goed kijkt — telkens een vlag van het Evangelie tegen. Soms bestaat die vlag uit niet meer dan een paar woorden, zoals ‘Ik ben de Heer’ (in het Oude Testament), of ‘in Christus’ (in het Nieuwe Testament). In andere gevallen worden meer woorden gebruikt om het Evangelie voor de geest te halen, in het Oude Testament bijvoorbeeld het verhaal van de bevrijding uit Egypte (een korte versie helemaal aan het begin van de Tien Geboden, een langere versie aan het slot van Deuteronomium 6), in het Nieuwe Testament een aspect of moment uit het leven van Christus (bij de nieuwe versie van het liefdegebod: ‘heb elkaar lief, zoals Ik jullie heb liefgehad’).

Leven in een tegencultuur

Het Koninkrijk waar Christus het voor het zeggen heeft, schept een eigen cultuur, met eigen normen en waarden. Op sommige punten lijkt die cultuur op andere culturen, op andere punten staat ze er dwars op. Zo’n gebied waar de cultuur van het Koninkrijk dwars staat op veel andere culturen, is dat van de seksualiteit. Dat was al zo in het Oude Testament. De viering van de menselijke seksualiteit is ingebed in de relatie tussen een man en een vrouw, al vanaf het begin van de schepping, en daarmee zijn allerlei andere vormen van de viering van seksualiteit niet toegestaan. Ook vormen die in omringende culturen toegestaan waren (soms wel onder beperkende voorwaarden), zoals homoseksualiteit.

Christus en de apostelen trekken in het Nieuwe Testament die lijnen door. Soms worden dingen anders in dat proces. Polygamie wordt niet langer gedoogd. Je maakt je al schuldig aan een vorm van echtbreuk wanneer je met begeerte naar iemand kijkt. Maar ook: ongetrouwd zijn krijgt een veel positievere status dan in vele andere godsdiensten of culturen; je kunt zelfs ongetrouwd blijven ‘met het oog op het Koninkrijk.’ In andere gevallen worden lijnen doorgetrokken zonder dat er iets verandert. In de Grieks-​Romeinse cultuur kwamen eerbiedwaardige vormen van homoseksuele relaties voor die het moderne ideaal van gelijkwaardigheid en stabiliteit benaderden. Maar in de cultuur van het Koninkrijk is er voor zulke vormen van viering van de menselijke seksualiteit geen plaats.

Leven met perspectief

Het Koninkrijk van Christus zet de werkelijkheid van het mensenbestaan in een eigen perspectief, ook als je homoseksueel bent. Je bent onderweg, met als eindbestemming: de ontmoeting met God in Zijn volle glorie. Als je de sprekers en schrijvers in het Nieuwe Testament mag geloven, wordt dat een ervaring die wat betreft schoonheid en intensiteit alles overtreft. Verwondering, aanbidding, lofprijzing, dat zijn woorden die de beleving van die ontmoeting beschrijven. Christus is al voor je uit gegaan. Zijn eigen leven wijst de weg. Wanneer je je in het leven van Christus verdiept, dan zie je een patroon: de weg naar de glorie gaat dwars door lijden heen. Het lijden was in het leven van Christus onvermijdelijk, en zo is het ook in het leven van wie achter hem aan gaat. Achter Christus aan betekent je kruis op je nemen, afzien, zelfverloochening, pijn.

Het Evangelie leert je dat te benoemen als ‘delen in het lijden.’ Een christen lijdt niet in een vacuüm. Je lijdt met Christus, met je medechristenen, en ook met je medemensen in de wereld. Het lijden blijft lijden, maar het staat in een perspectief. Christenen door de eeuwen heen hebben vanwege dat perspectief ervoor gekozen het vermijden van lijden niet tot het hoogste doel te verklaren. Ook dat hoort bij de tegencultuur van het Koninkrijk van de Koning die vanwege de vreugde die hem in het vooruitzicht was gezet het kruis doorstaan heeft.

Lijden is niet het eind van het verhaal. Vreugde heeft het laatste woord. Niet alleen in een toekomst ver weg. Ook onderweg zijn er al momenten waarop een christen iets van die vreugde proeft. Omdat hij Iemand kent die Zijn leven voor hem over had. De Koning die je vriend wil zijn.

Ideaal en werkelijkheid

Een ideaalbeeld dat mijlenver van de werkelijkheid afstaat. Die indruk kan ontstaan bij lezing van het bovenstaande. Het Evangelie gebruiken — wordt dat nu een soort wondermiddel voor homoseksuele christenen? En met Jezus als je vriend, zijn dan ineens alle problemen opgelost? Zo is het natuurlijk niet. Het gaat ook over een telkens weer oplaaiend gevecht, de moeite die iemand kan hebben met het aanvaarden van Christus, en met het liefhebben van Christus, de onvermijdelijkheid van lijden, afzien, zelfverloochening, pijn.

En op dat punt kan de christelijke gemeente helpen. In de eerste plaats door het gemak waarmee wij met zijn allen ons tevreden stellen met halfslachtigheid in het navolgen van Christus, tegen het licht van het Evangelie te houden. We sluiten zo gemakkelijk compromissen, de een op het gebied van geld en spullen, een ander waar het gaat om idealen als dienstbaarheid en naastenliefde, of de roeping van een christen met het Evangelie de wereld in te gaan, en ook op het punt van seksualiteit en huwelijk. In zo’n getemd christendom komt het ongeloofwaardig over wanneer op bepaalde punten opeens wel radicaliteit gevraagd wordt. Dan gaan mensen zich afvragen waarom homoseksualiteit een uitzonderingspositie krijgt, terwijl er op andere punten wel rek blijkt te zitten en compromissen in de christelijke gemeente gedoogd worden. Is het dan zo vreemd dat het christendom zijn aantrekkingskracht en uitstraling verliest, en homoseksuele mensen weglopen?

Samen het Evangelie gebruiken kan ook voorkomen dat homoseksualiteit een ‘wij-​zij’-​kwestie wordt: wij hetero’s tegenover zij homo’s, of wij homo’s tegenover zij hetero’s, waarbij de een zich anders of superieur voelt ten opzichte van de ander. Het meest bepalende voor de identiteit van iedere christen,is dat je een door God aanvaard en geliefd kind bent. Dat is iets wat je deelt met alle broeders en zusters in de gemeente, homo of hetero.

Binnen de gemeente hebben we elkaar nodig om te leren het Evangelie te gebruiken in het gevecht tegen de de wereld, de duivel en ons eigen vlees. Anders komen we niet verder dan elkaar de geboden en verboden voor te houden. Samen het Evangelie gebruiken kan op verschillende manieren ingevuld worden. In mijn geval betekent dat onder meer dat ik zo’n twee keer per maand met twee broeders bijeenkom om te bidden. Ze weten van mijn homoseksuele geaardheid, soms komt het ter sprake, maar er kunnen ook probleemloos maanden voorbijgaan waarin we voor elkaar, kerk en wereld bidden, zonder dat het aan de orde komt. Ik heb mij aan een van die twee verplicht te melden wanneer er dingen gebeuren die mij in een hogere alarmfase brengen, en hem de vrijheid gegeven alle vragen te stellen rond mijn homoseksualiteit die hij op een bepaald moment goed vindt.

Sommigen vinden zoiets misschien een vorm van geestelijke curatele, ikzelf zie het als priesterschap van alle gelovigen.

Zo heeft God het gewild: wij moeten zijn levend Woord zoeken en vinden in het getuigenis van de broeder en uit de mond van mensen. Daarom heeft de ene christen de ander nodig, die hem het Woord van God brengt. En steeds weer heeft hij de ander nodig, als hij onzeker wordt en de moed verliest. Want uit zichzelf kan hij zichzelf niet helpen, zonder zich in de waarheid te vergissen. Hij heeft de broeder nodig als de drager en verkondiger van het goddelijk heilswoord, en hij heeft hem alleen nodig om Christus’ wil. Christus in het eigen hart is zwakker dan Christus in het woord van de broeder: het eerste is onzeker, het tweede zeker.
– Dietrich Bonhoeffer, in: Verborgen omgang [Gemeenschapsleven]’.

Wolter Rose, 21-01-2021

Gebed van een homo

Gebed van een homo

Hart van homo´s logo

Gebed van een homo

Gebed van een homo

U kent mij

HEERE, U kent mij – door en door.

Ook mijn homogedachten doorziet U van verre.

Soms wil ik het van mezelf niet eens weten,

maar U bent met al mijn wegen vertrouwd.

Ook deze.

 

HEERE, U omringt mij – overal.

Soms vind ik dat een vervelend idee,

want ik schaam me voor mijn homo-zijn.

Dan houd ik het maar liever voor mezelf,

desnoods in het donker.

Maar ook daar bent U.

 

HEERE, U hebt mij geschapen.

Soms denk ik dat U daarbij wat slordig bent geweest.

Want ik ben homo.

Dan vergeet ik het belangrijkste:

dat ik ontzagwekkend wonderlijk gemaakt ben.

Vergeef mij dat.

 

HEERE, U toetst mij.

Dank U dat ik niet ben overgeleverd aan het oordeel van anderen,

of aan het oordeel van mezelf.

Ik vertrouw op U.

 

Amen

(Naar Psalm 139)

Zondig om homo te zijn?

Zondig om homo te zijn?

Hart van homo´s logo

Zondig om homo te zijn?

Zondig om homo te zijn?

Opgelucht

Het was op een toerustingsavond voor een kerkenraad over homoseksualiteit. Eén van de ouderlingen vroeg zich af of het wel klopte wat ik zei, namelijk dat homoseksuele gevoelens op zich niet zondig zijn. ‘We zeggen toch ook niet tegen een moordenaar dat hij ernaar mag verlangen om een moord te plegen, zolang hij het maar niet doet? Het verlangen op zich is toch al verkeerd?’

Denk niet dat deze man geen bewogen hart voor homo’s had. Hij kwam mij juist over als zachtmoedig en welwillend. Alleen, hij had van huis-uit een visie op homoseksualiteit meegekregen waar hij oprecht mee zat. Een visie die je heel in het kort zo kunt weergeven.

‘Homoseksuele gevoelens heeft God bij de schepping niet bedoeld. Daarom is het zondig als iemand zulke gevoelens heeft. Als christen moet je er dus naar streven om deze gevoelens achter je te laten. Dat valt niet mee, maar door Gods kracht is het mogelijk.’

Goede bedoelingen

Er zijn veel christenen die – met de beste bedoelingen – menen dat ze hiermee de Bijbel naspreken. Ook sommige homoseksuele jongeren zelf denken zo. Ze nemen het zichzelf zó kwalijk dat ze homoseksuele gevoelens hebben, dat ze geneigd zijn te kiezen voor een visie die dat – met hen – veroordeelt.

Ik heb de ouderling verteld dat er volgens mij twee redenen zijn waarom deze visie niet klopt.

De eerste is dat ze pastoraal gezien niet verder helpt. Of sterker nog: misschien wel destructief is. Want als homoseksuele gevoelens per definitie zondig zijn, zit er maar één ding op. Dan moeten we tegen elkaar zeggen: ‘Bekeer je en neem afstand van je homoseksuele gevoelens.’ Uit eigen ervaring weet ik dat je daar compleet gek van kunt worden. Altijd maar jezelf veroordelen zodra je een jongen tegenkomt die je mooi vindt… Het schuld- en schaamtegevoel werd voor mij té zwaar.

Niet veroordelen

Gelukkig ontdekte ik toen de tweede reden waarom deze visie niet klopt: zelfs als je van mening bent dat de Bijbel geen ruimte laat voor de homoseksuele relatie, hoef je (jouw) homoseksuele gevoelens niet te veroordelen. Want homoseksualiteit is méér dan seks (willen) hebben. Het is: je prettig bij iemand voelen, iemand aantrekkelijk vinden, van iemand houden. Het heeft dus in de eerste plaats te maken met verbondenheid, liefde en vriendschap. En daar is niks mis mee – ook niet als je gelooft dat de grens voor het uitleven van deze gevoelens ligt bij de seksuele relatie.

De ouderling begreep het. En volgens mij was hij opgelucht…

Herman van Wijngaarden

Herman van Wijngaarden is zelf homoseksueel en auteur van het boekje ‘Oké, ik ben dus homo – over homoseksualiteit en het volgen van Jezus’ (uitg. KokBoekencentrum). Hij is projectleider van Hart van Homo’s. In het dagelijks leven is hij schrijver en conceptontwikkelaar bij de HGJB. 

‘Weet je wel zeker dat je homo bent?’

‘Weet je wel zeker dat je homo bent?’

Hart van homo´s logo

‘Weet je wel zeker dat je homo bent?’

‘Weet je wel zeker dat je homo bent?’

Verwarring

‘Mijn ouders zeggen dat ik er nog maar eens goed over moet nadenken of ik wel echt homo ben…’

Met enige regelmaat spreek ik jongeren die me zoiets vertellen. Er zijn ouders die er gewoon niet aan willen. ‘Weet je het wel zeker?’, ‘Heb je het wel een kans gegeven om verliefd te worden op een meisje?’, ‘Je ziet het helemaal niet aan je.’ Kortom, denk er nog maar ’s over na, dan praten we later verder.

Ik stel het me zo voor dat een jongere na zo’n gesprek in verwarring teruggaat naar zijn of haar kamer. Vaak hebben ze jarenlang rondgelopen met twijfels aan hun seksuele identiteit. Op een gegeven moment moeten ze erover praten, want het wordt voor hen steeds duidelijker. Ze rapen de moed bij elkaar om het aan hun ouders te vertellen, hopend dat ze bij hen steun zullen vinden. En dan blijkt dat pa en ma het niet willen geloven: ‘Denk er nog maar ’s over na!’ In plaats van verder te zijn gekomen, voelt het voor deze jongeren alsof ze terug bij ‘af’ zijn. Ze moeten hun zoekproces overnieuw doen…

Soms terecht

Ergens snap ik het natuurlijk wel dat ouders zo reageren. Mogelijk zeggen ze het vooral uit zorg voor hun zoon of dochter. Het is tenslotte niet ideaal om als homo door het leven te moeten, zeker niet voor een christen. Als ze hun kind dan een pijnlijke vergissing kunnen besparen, willen ze dat vóór alles doen!

Daar komt bij dat er inderdaad situaties kunnen zijn waarin genoemde vragen terecht zijn. Dat geldt zeker als het gaat om tieners (12-16 jaar). Zij zitten in een periode waarin hun seksualiteit zich aan het ontwikkelen is. Dat is sowieso een verwarrende periode. Het is vrij normaal dat een jongen zich in deze jaren wel eens afvraagt: Ben ik soms homo? Omdat de drempel naar homoseksueel gedrag in deze tijd steeds lager wordt, kan hij (op internet) vrij makkelijk het advies tegenkomen: probeer het maar uit, dan merk je vanzelf of je het prettig vindt. Maar als je al twijfelt, hoef je niet per se homo te zijn om het prettig te vinden dat een seksegenoot aan je zit. Het is dan niet uitgesloten dat een tiener denkt dat hij homo is en er later achter komt dat dat toch níet zo is.

Op oudere leeftijd is zoiets mogelijk als een jongere in het biseksuele spectrum zit: hij of zij voelt zich in meerdere of mindere mate aangetrokken tot beide geslachten. Het zou dan kunnen dat een jongere ertoe komt om zich meer te identificeren met zijn/haar homoseksuele kant dan met zijn heteroseksuele kant. Denk aan bepaalde traumatische ervaringen (seksueel misbruik) of aan een omgeving waarin homo-zijn je veel positieve aandacht oplevert.

Dit is trouwens niet per se een conservatief-christelijke gedachte. In het algemeen wordt de seksuele identiteit tegenwoordig gezien als iets dat heel fluïde is. Zo kan iemand heel goed afwisselend een homoseksuele en een heteroseksuele periode hebben (zie bijvoorbeeld de roman ‘Een klein leven’ van Hanya Yanagihara).

Identificeren

Toch moeten we ervoor oppassen dat we bovenstaande zomaar gebruiken om vraagtekens te zetten bij de seksuele identiteit van een jongere. Als ouders dat doen, heeft dat meestal te maken met een omgeving waarin het allerminst positieve aandacht oplevert als je vertelt dat je homo bent – de ouders zelf zijn daar het bewijs van. De jongeren over wie ik het in dit artikel heb, zijn daar als geen ander van doordrongen. Niet voor niets wachten ze soms jarenlang om ‘het’ aan hun omgeving te vertellen.

Zo goed als altijd hebben ze de mogelijkheid dat ze homo zouden zijn met alle kracht die in hen is proberen weg te drukken. ‘Ik wil helemaal geen homo zijn!’ Niet zelden hebben ze ook geprobeerd om een verkering aan te gaan met het andere geslacht. Dat kan hen dan trouwens nog tegengeworpen worden, want: ‘Je hield toch van haar?’, of: ‘Je vond hem toch leuk?’ Ja, dat deden ze inderdaad, maar toch ging het niet. Er ontbrak iets wezenlijks aan de relatie.

Kortom, juist in orthodox-christelijke kringen is het erg onwaarschijnlijk dat een jongere zichzelf aanpraat dat hij of zij homo is. Wie deze mogelijkheid toch open wil houden, zal zich in ieder geval moeten afvragen welk voordeel het de jongere biedt om zichzelf te identificeren als homo.

Mogelijke opmerkingen van ouders

    • Je komt helemaal niet over als ‘homo’ – Nog afgezien van wat daarmee wordt bedoeld: het zegt helemaal niks! Veel jongeren die toch echt homo zijn, komen in eerste instantie helemaal niet zo over – zeker niet als ze (wat vaak gebeurt) uit alle macht proberen de schijn te vermijden…
    • Je had het altijd over meisjes en nu kom je er opeens mee dat je homo bent – Zo’n opmerking komt meestal uit een omgeving die weinig ruimte biedt om over dit onderwerp te praten. Als die ruimte er wél was geweest, had een jongere in een vroeg stadium zijn of haar twijfels al kunnen delen.
    • Je reageert zo vervelend op onze vragen – Homoseksuele jongeren kunnen – net als andere jongeren – inderdaad op een verkeerde manier het gesprek aangaan met hun ouders. Soms zijn ze daardoor mede debet aan hun eigen verwarring. Daar mogen ze op aangesproken worden. Maar het betekent niet dat we dús als ouders gelijk hebben.
    • Je hebt een verkering met het andere geslacht niet serieus een kans gegeven – Deze opmerking heeft hoogstens enig recht van spreken als een jongere biseksueel zou kunnen zijn. Maar meestal weet een jongere dat dan wel van zichzelf. Voor de rest geldt: het andere geslacht kunnen waarderen, is nog wat anders dan je seksueel aangetrokken voelen.
    • Misschien ben je ‘homo’ geworden door [dit of dat] – Wie dit oppert, moet zich ervan bewust zijn dat de literatuur die deze mogelijkheid openhoudt, het dan in het algemeen heeft over traumatische ervaringen. Als daar geen sprake van is, is er weinig grond voor deze opmerking.

Mág het?

‘Denk er nog maar eens over na…’ Voor de jongeren over wie ik het in dit artikel heb, is dat een pijnlijke en verwarrende boodschap. Pijnlijk, omdat ze opnieuw op zichzelf teruggeworpen worden, terwijl ze juist steun zochten. Verwarrend, omdat het hen niet lukt om er afstand van te nemen. Zoveel ontzag hebben ze vaak wel voor hun ouders dat ze inderdaad het proces van zelfonderzoek opnieuw beginnen. Ze proberen zich nóg een keer voor te stellen hoe het zou zijn om verkering te hebben met het andere geslacht. Dan zegt een jongen bijvoorbeeld: ‘Ik kan niet ontkennen dat ik bepaalde meisjes wel leuk vind’, wat hij vervolgens dan – voor de zoveelste keer – probeert te verbinden aan iets van seksuele aantrekkingskracht.

Als jongeren met deze verwarring bij mij komen, ga ík ze trouwens niet vertellen dat ze volgens mij echt homo zijn – ook niet als ik er zelfs van een afstand bijna van overtuigd ben. Ze zullen zelf die conclusie moeten trekken, om daarmee vervolgens opnieuw het gesprek met de ouders aan te gaan. Wat ik wel probeer, is jongeren te helpen hun gevoelsleven duidelijker in kaart te krijgen. Dat doe ik door daar gerichte vragen naar te stellen die hen de ruimte geven om daar eerlijk over te zijn.

Ik heb wel eens de indruk dat het om dat laatste gaat. Ik ga hen beslist niet aanpraten dat ze homo zijn, maar ze merken wél dat ze van mij homo mógen zijn. Misschien is dat laatste voor mij makkelijker dan voor ouders – het is tenslotte mijn kind niet – maar ten diepste zijn kinderen daar ook bij hun ouders naar op zoek: ‘Mág ik van jullie homo zijn? Ik mag het van mijzelf eigenlijk niet eens. Help me om te accepteren wie en hoe ik ben!’

Herman van Wijngaarden