Hart van homo´s logo
Hoe ontstaat een seksuele geaardheid?

Hoe ontstaat een seksuele geaardheid?

Hart van homo´s logo

Hoe ontstaat een seksuele geaardheid?

Hoe ontstaat een seksuele geaardheid?

Hier een titel

‘I’m on the right track, baby, I was born this way’, zong Lady Gaga in 2011. In hetzelfde jaar schreef Dick Swaab, emeritus-hoogleraar neurobiologie aan de Universiteit van Amsterdam, in het NRC: ‘Onze seksuele oriëntatie is geen keuze, maar wordt geprogrammeerd in de baarmoeder.’ Veel mensen zeggen hem dat na: homoseksualiteit is aangeboren. Maar is het waar?

door Wolter Rose

Swaab werd in 1989 bekend met zijn ontdekking dat een klein gebied (later scn genoemd) in de hersenen bij homoseksuele mannen anders is dan bij heteroseksuele mannen. Dat verschil verklaarde Swaab als een gevolg van de invloed van testosteron op de ontwikkeling van de hersenen in de baarmoeder.

In 2008 stelt Swaab vast dat zijn theorie over het ontstaan van homoseksualiteit keer op keer wordt bevestigd: ‘Alle onderzoeken wijzen in dezelfde richting.’ Hij wijst de gedachte af dat ook de ontwikkeling na de geboorte van belang zou zijn voor iemands seksuele oriëntatie: daarvoor ontbreekt volgens hem ieder bewijs.

‘Niet bekend’

Niet alle wetenschappers delen deze visie. Sommige collega’s van Swaab zijn van oordeel dat er serieuze problemen zijn in het onderzoek naar het ontstaan van seksuele geaardheden. Volgens hen is het helemaal niet zo duidelijk als Swaab beweert.

Deze positie is terug te vinden in een uitspraak uit 2013 van de beroepsorganisatie van psychiaters in Amerika (apa):

De American Psychiatric Association is van mening dat de oorzaken van een seksuele geaardheid (homoseksueel of heteroseksueel) op dit moment niet bekend zijn. Het gaat waarschijnlijk om een complex van factoren waaronder verworteling in biologie en in gedrag, factoren die kunnen variëren tussen verschillende individuen en ook kunnen variëren in de loop van de tijd.

De uitspraak is vooral interessant gezien de rol die deze organisatie gespeeld heeft in de homo-emancipatie. De apa schreef geschiedenis toen het in 1973 homoseksualiteit uit het officiële Handboek van Psychische Stoornissen (dsm) schrapte. Homoseksualiteit was niet langer een afwijking, maar een eigenschap.

Hersenonderzoek

Swaab is wel erg optimistisch met zijn bewering dat alle onderzoek in dezelfde richting wijst. Zo is zijn ontdekking van een verschil tussen hetero- en homomannen in het hersengebied scn nooit bevestigd door onderzoek van andere wetenschappers. Het is überhaupt de vraag wat dit hersengebied, waar zich de zogenaamde biologische klok bevindt, met seks te maken heeft.

Ook in andere hersengebieden (in totaal zes) is door allerlei wetenschappers onderzoek gedaan om verschil tussen mannen met een homoseksuele en een heteroseksuele geaardheid aan te wijzen. Daarbij doen zich vergelijkbare problemen voor: het ontbreken van bevestiging door andere wetenschappers, of resultaten die de uitkomsten van andere onderzoekers tegenspreken (zie het boek Brainstorm van Rebecca Jordan-Young).

Tweelingstudies

Bij het nadenken over het ontstaan van homoseksualiteit zijn onderzoeken van eeneiïge tweelingen een voor de hand liggend aandachtsveld: als homoseksualiteit aangeboren is, dan moet dat bij eeneiïge tweelingen aanwijsbaar zijn.

Bij een onderzoek in 1952 bleken de onderzochte eeneiïge tweelingbroers inderdaad in 100% van de gevallen dezelfde (homoseksuele) geaardheid te hebben. Die uitkomst is te vergelijken met de 100% score voor aangeboren kenmerken bij eeneiïge tweelingen als geslacht, huidskleur en oogkleur.

Bij latere onderzoeken lag dat percentage lager: 52% in 1991 en 20% in 2000. Het verschil tussen deze drie percentages heeft te maken met de samenstelling van de groep onderzochte eeneiïge tweelingen: hoe groter (en dus representatiever) de groep, hoe lager het percentage.

Bij een percentage van 20% is de conclusie aannemelijk dat er bij het ontstaan van een homoseksuele geaardheid meer aan de hand is dan alleen maar genetische factoren. Die conclusie ligt ook in de lijn van de uitkomst van het breedst opgezette tweelingonderzoek tot nu toe, gebaseerd op het Zweedse bevolkingsregister.

In dit onderzoek uit 2010 wordt geconcludeerd dat homoseksueel gedrag bij mannen voor ruim een derde deel te verklaren is vanuit genetische factoren, en voor twee derde deel vanuit individuele omgevingsinvloeden: ervaringen die uniek zijn voor de persoon in kwestie en die hij dus niet deelt met zijn tweelingbroer.

Bij vrouwen was dat voor ongeveer een vijfde deel vanuit genetische factoren, voor ongeveer een zesde deel vanuit gedeelde omgevingsinvloeden, en voor twee derde deel vanuit individuele omgevingsinvloeden.

Combinatie van factoren

Sommige wetenschappers verwachten dat het in de toekomst zeker zal lukken om aan te tonen dat een seksuele geaardheid aangeboren is. Anderen stellen vast dat het onderzoek van de afgelopen vijftig jaar niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd. Zij concluderen dat het onderzoek op een dood spoor zit.

Verschillende koepelorganisaties van psychiaters en psychologen lijken zich bij die laatste lijn aan te sluiten. In 2014, een jaar na de hierboven aangehaalde uitspraak van de apa, nam het Britse Koninklijk Genootschap van Psychiaters afscheid van haar oude visie dat een seksuele geaardheid een zaak is van alleen maar biologie (bepaald door genetische factoren en/of door de vroege omgeving van de baarmoeder). De nieuwe visie luidt:

‘Het Koninklijk Genootschap van Psychiaters is van oordeel dat een seksuele geaardheid bepaald wordt door een combinatie van biologische factoren en postnatale omgevingsfactoren. Er zijn geen aanwijzingen voor een verdergaande uitspraak zoals het aanwezig achten van een keuze bij het ontstaan van een seksuele geaardheid.’

Voor de stelligheid waarmee vaak gezegd wordt dat de wetenschap heeft aangetoond dat een seksuele geaardheid is aangeboren, is gezien de huidige stand van het onderzoek dus weinig reden.

Gedrag en identiteit

Gedrag en identiteit

Hart van homo´s logo

Gedrag en identiteit

Gedrag en identiteit

Onderscheid maken

Een gesprek over homoseksualiteit kan zomaar uit de rails lopen wanneer mensen dezelfde woorden gebruiken maar er niet hetzelfde mee bedoelen. Zoiets kun je voorkomen door woorden te kiezen die duidelijk maken wat je wel en wat je niet bedoelt. In deze bijdrage gaat het over gedrag en identiteit.

door Wolter Rose

Onderscheid maken tussen gedrag en identiteit ligt in onze Westerse cultuur vaak gevoelig, zeker als het gaat over seksualiteit. Veel mensen ervaren hun seksuele verlangens als hun identiteit. Het is wat hen tot lesbisch, homo, bi of hetero maakt.

Toch ontkomen we er niet aan om onderscheid te maken tussen een seksuele geaardheid (of gerichtheid), seksueel gedrag en een seksuele identiteit.

Graadmeter

Stel dat je geen onderscheid zou maken tussen geaardheid en gedrag. Dan zou je iedereen die niet seksueel actief is, a-seksueel moeten noemen. Maar als iemand geen seksuele contacten of seksuele relatie heeft, is dat nog geen graadmeter voor zijn seksuele geaardheid.

Ook is het mogelijk dat iemands seksuele gedrag niet overeenkomt met zijn of haar seksuele voorkeur. Iemand die ‘objectvoorkeur’ (zie het artikel over seksuele geaardheid) heeft voor hetzelfde geslacht, kan een seksuele relatie hebben met iemand van het andere geslacht.

Gedrag

Gedragswetenschappers en juristen maken regelmatig gebruik van het onderscheid tussen gedrag en geaardheid. Ze vinden dat het onderscheid helpt om verschillende aspecten van homoseksualiteit helder te beschrijven. Een voorbeeld daarvan is de jurist Edward Stein, een voorvechter van homorechten.

Hij doet de oproep om in pleidooien voor homorechten niet meer het argument te gebruiken dat homoseksualiteit aangeboren is. Zelfs al zou wetenschappelijk aangetoond worden – wat volgens hem nog niet het geval is – dat een homoseksuele geaardheid aangeboren is, dan nog zou dat maar beperkt relevant zijn.

Want bij homorechten gaat het niet alleen om geaardheid, maar vooral om gedrag. Dan denkt hij aan zaken als seksueel contact hebben of een seksuele relatie; het je publiek identificeren als LHB; of samen een huishouden opzetten, met of zonder kinderen. In onze samenleving moeten mensen de vrijheid hebben om zulke keuzes te maken – of niet, want het zijn ook ‘keuzes die iemand niet zou kunnen maken, oftewel, iemand kan besluiten celibatair, in de kast, zonder partner of kinderloos te zijn.’

Identiteit

Geaardheid is dus niet hetzelfde als gedrag. En ook geaardheid en identiteit zijn niet hetzelfde. Het lastige is dat ‘identiteit’ een verwarrend begrip kan zijn, omdat het op verschillende manieren gebruikt wordt.

Wanneer bijvoorbeeld een BN’er wereldkundig maakt dat hij homo is, dan hebben we het over publieke identiteit. Het kan ook zijn dat iemand ervoor kiest om alleen in een kleine kring als homoseksueel bekend te zijn: dan hebben we het over privé-identiteit.

Met identiteit kan ook bedoeld worden: de groep waarmee je je het meest verwant voelt. Juist bij deze mensen voel je ‘thuis’, omdat je iets met ze deelt wat voor jou erg belangrijk is. Dat wordt wel sociale identiteit genoemd.

Soms gebruiken mensen het woord identiteit op nog weer een andere manier: als aanduiding voor wat iemand in het diepst van zijn wezen is, oftewel zijn persoonlijke identiteit.

Misverstanden

Misverstanden ontstaan vooral wanneer iemand het heeft over zijn sociale identiteit, terwijl de ander denkt dat hij het heeft over persoonlijke identiteit. Sommige christen-homo’s zeggen bijvoorbeeld dat ze een ‘Christus-script’ volgen, in plaats van een ‘homo-script’. De vraag is dan: heeft zo iemand het in dit geval over zijn persoonlijke identiteit of over zijn sociale identiteit?

Als je denkt dat hij het alleen over zijn persoonlijke identiteit heeft, zou je kunnen denken dat hij zijn homoseksualiteit eigenlijk ontkent, zo van: ‘In mijn persoonlijke identiteit speelt mijn homo-zijn geen rol.’

Maar het kan ook zijn dat hij vooral zijn sociale identiteit bedoelt: hij voelt zich het meest verwant met Christus en de mensen die bij Christus horen, meer dan met andere homoseksuelen in het algemeen.

Zo iemand ontkent daarmee niet per se zijn homoseksualiteit. Hij kan nog steeds zeggen dat zijn homo-zijn zijn hele bestaan kleurt, als een inktdruppel in een glas water. Het is niet het water zelf, maar het is ook niet volledig gescheiden van het water.

Open over homoseksualiteit

Open over homoseksualiteit

Hart van homo´s logo

Open over homoseksualiteit

Open over homoseksualiteit

Video Reformatorisch Dagblad

Voor het jongerenkanaal PuntUit van het Reformatorisch Dagblad sprak Caroline met Henry. Hij is meester op een basisschool en praat in deze video open over zijn homoseksualiteit. Hij vertelt hoe hij zijn familie vertelde dat hij homo was en hoe zijn omgeving en kerk hierop reageerde. Henry geeft aan dat het belangrijk is dat er openheid is over dit onderwerp. Daarom deelt hij zijn verhaal.

‘Het luchtte me enorm op dat mensen ervan wisten; dat ik het kon delen en dat ik er niet meer alleen voor sta.’

Met toestemming van de redactie én van Henry delen we deze bijzondere video in de serie Caroline kookt.

Geen ruimte voor vragen

Geen ruimte voor vragen

Hart van homo´s logo

Geen ruimte voor vragen

Geen ruimte voor vragen

In de verdediging

‘Homoseksualiteit is meer dan een relatie hebben of seks. Het gaat om verlangens, gevoelens, behoeften die uitgaan naar iemand van hetzelfde geslacht. Homoseksualiteit afwijzen kan dus niet, want dan wijs je een persoon af. Dan had ik er niet mogen zijn.’
Dit schreef een 34-jarige reformatorische homo me naar aanleiding van de commotie over de vermeende homoverklaring van reformatorische scholen. Hij heeft geen relatie; wat dat betreft sluit hij dus nog steeds aan bij de reformatorische cultuur zoals zijn vroegere school die uitdroeg. Toch vindt hij dat die school medeschuldig is aan de pijn die hij met zich meedraagt.

‘Ik heb nooit ruimte ervaren
– in de kerk niet en op school niet –
om te praten over mijn gevoelens.’

Hij schrijft dat die pijn elke keer bovenkomt ‘zodra de media het er over hebben en het reformatorische volksdeel aanvallen’. ‘Ik werk in een reformatorische omgeving, waarin ik jaren geleden voorzichtig heb verteld dat ik homo ben. Misschien had ik dat beter niet kunnen doen, want elke keer dat het onderwerp in het nieuws is, voel ik me in de verdediging gedrongen. Gelukkig hebben m’n collega’s het er niet over als ik erbij ben. Zelf zal ik het ook niet aan de orde stellen, want ik weet dat ze me dan – wel of niet bedoeld – pijn gaan doen met hun uitspraken.’

Geen ruimte

Ik citeer hem verder: ‘Tegenover anderen zou ik in een gesprek hierover misschien m’n reformatorische achtergrond verdedigen, want dat hoort bij mij. En toch snap ik de ophef over het reformatorische onderwijs wel. Ik heb nooit ruimte ervaren – in de kerk niet en op school niet – om te praten over mijn gevoelens. Er was geen ruimte om een visie voor mezelf te ontwikkelen; om binnen de “eigen” groep vragen te stellen, vraagtekens te zetten en antwoorden te zoeken. Want er is maar één waarheid, en als je die niet gelooft, ben je geen echte christen. Het is een meetlat geworden.’

‘Je kunt pas een keuze maken
als je daar voor de volle honderd procent achter staat;
als je het er in je hart echt mee eens kunt zijn.’

‘Dat heeft tot gevolg dat ik voortdurend in de twijfel blijf zitten – en ik denk met mij veel anderen die niet of beperkt uit de kast zijn. We kunnen niet echt een keuze maken, omdat we aan de ene kant twijfelen aan de visie van de kerk, maar ons aan de andere kant ook niet kunnen vinden in de seculiere visie. Je kunt pas een keuze maken als je daar zelf voor de volle honderd procent achter staat; als je het er in je hart echt mee eens kunt zijn. Dat lukt niet in een klimaat waar er voor een homo maar twee opties zijn: de visie van de kerk delen en nooit vragen stellen, óf de kerk verlaten en geen christen meer zijn. Dat is het voortdurende spanningsveld dat ik voel. Met daarbij de angst om alles kwijt te raken.’

Geen toekomst

De briefschrijver vertelt dat er nog veel pijn zit vanuit zijn middelbare-schoolperiode. Ik proef zijn verzuchting: ‘Wat had ik graag gewild dat ik me veilig genoeg voelde om op de middelbare school uit de kast te komen. Maar ik durfde niet. Pas op m’n 25e ben ik erover gaan praten en dat was eigenlijk te laat. Er was toen al teveel schade ontstaan, waar ik misschien wel nooit meer van afkom.’

‘Niet mijn zusje had moeten overlijden, maar ik.
Dat was veel logischer geweest.’

‘Toen ik 17 jaar was, is mijn jongste zusje overleden. Wat me van die tijd altijd zal bij blijven, is dat ik toen oprecht dacht dat God een fout gemaakt had. Niet mijn zusje had moeten overlijden, maar ik. Dat was veel logischer geweest. Mijn zusje had een toekomst, ik niet. Ook een perspectief op eeuwig leven was er niet. Ik zal het vast niet goed begrepen hebben, maar ik geloofde dat homo’s niet in de hemel konden komen. Dat had ik ergens op school of in de kerk als de echte waarheid meegekregen. Hoezo veilig?’

Geen signalen

Als Hart van Homo’s willen we ook het geluid van deze homo laten horen. In de media hebben we de afgelopen dagen meermalen het reformatorisch onderwijs verdedigd. Daar staan we nog steeds achter, omdat er veel ten goede is veranderd. Maar dat laat onverlet dat er in het verleden veel verkeerd is gegaan en dat het ook nu nog lang niet is zoals het zou moeten zijn.

Gelukkig is het niet meer zo dat ouders een statement over homoseksualiteit moeten ondertekenen. Maar tot voor kort was dat wél zo. En dat heeft het klimaat op reformatorische scholen op z’n zachtst gezegd niet veiliger gemaakt. De geciteerde briefschrijver is daar een schrijnend voorbeeld van. Erkenning van gemaakte fouten, zou de pijn van homo’s als hij misschien iets kunnen helen.

Is het nu beter? Ik denk het wel, maar de briefschrijver vraagt zich dat af. Hij constateert dat ‘kerk en school niet in staat zijn om aan de wereld te laten zien dat ze ondanks hun standpunt wel degelijk om hun eigen homo’s geven.’ ‘In ieder geval geven ze daar bar weinig signalen van’, schrijft hij. ‘En dan snap ik de houding van de Tweede Kamerleden wel een beetje.’

‘Ook dertigers, veertigers, vijftigers en zestigers worstelen.
Soms nog veel meer dan jongeren. [-]
Mag die worsteling er alsjeblieft ook zijn?’

Dieper beleven

De dertiger vertelt dat mensen in zijn omgeving die weten van zijn homo-zijn, zeggen dat hij er verder maar niet over moet praten. Dat lijkt hen niet verstandig. Hij gaat ervan uit dat dat goed bedoeld is, maar toch voelt hij zich er niet gelukkig bij: ‘Je wordt als het ware geprest om er zó mee om te gaan als je omgeving het voorschrijft. Ik ervaar dus nog steeds weinig vrijheid en ruimte.’

Ten slotte nog één keer de briefschrijver: ‘Wat ik jammer vind, is dat het in artikelen en gesprekken vaak gaat over jongeren die worstelen. Maar ook dertigers, veertigers, vijftigers en zestigers worstelen. Soms nog veel meer dan jongeren, omdat ze de dingen dieper gaan beleven. Vooral als je niet van harte een keuze kunt maken over hoe je met je homoseksualiteit om mag gaan (omdat je geen antwoorden hebt), kan dat in je verdere leven erg zwaar worden. Mag die worsteling er alsjeblieft ook zijn?’

Zou de kerk en zouden de reformatorische scholen nog iets voor deze worsteling kunnen en willen doen? Wat?

Herman van Wijngaarden

13-11-2020

Bang dat ik geloof zou verliezen

Bang dat ik geloof zou verliezen

Hart van homo´s logo

Bang dat ik geloof zou verliezen

Bang dat ik geloof zou verliezen

Kerkzaaltje met airco op standje 'vriezen'

In 3-havo was er een jongen die Lucas ‘heel leuk en knap’ vond. En op bruiloften vond hij de bruidegom interessanter dan de bruid. Toch duurde het vrij lang voordat hij de conclusie trok dat hij ‘dus’ homo was – dat was uiteindelijk pas op z’n 21e. Nu is Lucas 23 en kijkt hij terug op de eerste jaren van zijn zoektocht. ‘Toen ik eenmaal wist dat ik homo ben, heb ik dat vrij snel geaccepteerd. Maar de consequenties ervan en hoe ik daarmee omga, dat vind ik nog steeds wel lastig.’

[De jongen op de foto is niet Lucas]

‘Tot m’n 16e had ik nog nooit over homoseksualiteit nagedacht. Ik kende niemand die homo was en in mijn omgeving werd er nauwelijks over gesproken. Dat veranderde pas toen ik in 4-havo zat. Mijn mentor nodigde een jongen in de klas uit die homo was. Want, zo zei hij: “Ik merk dat veel homoseksuele jongeren die op een reformatorische school zitten, pas uit de kast durven komen als ze van school af zijn.” Hij wilde dat de middelbare school ook voor homo’s een veilige omgeving was.’

Hbo-studie

‘Tijdens de les van die jongen ging er een wereld voor me open: “Dus als je op jongens valt, dan ben je gewoon homo.” Vreemd genoeg had ik die connectie daarvóór nog nooit gelegd. Vol vragen ging ik naar huis. ’s Avonds heb ik er heel lang over nagedacht. Half huilend viel ik in slaap, want: “Ik zal het wel zijn!” Maar de volgende ochtend werd ik wakker en toen dacht ik: “Nou, ik voel me geen homo, dus ik ben het gewoon niet.” Daarna kwam het nog wel eens in mijn gedachten boven, maar het lukte me redelijk goed om die gedachte aan de kant te schuiven.’

‘Het werd pas weer wakker geroepen toen ik in het eerste jaar van mijn hbo-studie zat. We hadden een themaweek over seksualiteit en één van die dagen ging helemaal over homoseksualiteit. Aan het einde van die dag was ik compleet kapot. Opnieuw kwam de vraag boven: “Ben ik het nou of ben ik het niet?” Maar opnieuw probeerde ik die vraag weg te stoppen. Ik wilde er niet over nadenken.’

‘Opnieuw kwam de vraag boven: “Ben ik het nou of ben ik het niet?”
Maar opnieuw probeerde ik die vraag weg te stoppen.’

‘Het gesprek bevestigde mijn vermoeden van hoe de kerk ermee omging, of in ieder geval de rechtse hoek van de reformatorische wereld. “We vinden het een lastig onderwerp. We zeggen dat je geen relatie mag aangaan, maar hoe jij omgaat met de consequenties daarvan, dat interesseert ons wat minder.”’

Mixed feelings

Lucas vertelt dat heel langzamerhand zich de conclusie aan hem opdrong: ik kan er niet onderuit, ik ben homo. Toen kwam de volgende stap, die hem minstens zoveel energie kostte: erover praten. De eersten aan wie hij het vertelde, waren personen bij wie het veilig voelde, maar bij wie het geen ramp zou zijn als het toch mis zou gaan. Hoewel die gesprekken goed verliepen, brachten ze toch niet de opluchting waar hij op hoopte. ‘Want er waren nog heel veel mensen die het niet wisten, onder wie mijn eigen familie.’

‘Het aan mijn ouders vertellen, was één van de engste dingen die ik ooit heb gedaan. Ergens dacht ik wel dat ze goed zouden reageren, maar zeker weten deed ik het niet. Ondertussen werd het homo-zijn in mijn hoofd zó’n groot ding, dat ik gewoon niet goed meer functioneerde. Dus op een gegeven moment heb ik al mijn moed bij elkaar verzameld en besloten het te vertellen – op zondagavond, bij de koffie na de kerkdienst…’

‘Ik zei: “Ik moet nog wat vertellen.” Ik geloof dat ik toen zoiets gezegd heb als: “Ik val op jongens…” Gelijk daarachteraan heb ik gezegd dat ik niet open stond voor een relatie, om het voor hen wat te verzachten.’

‘Het aan mijn ouders vertellen,
was één van de engste dingen die ik ooit heb gedaan.’

‘M’n ouders reageerden behoorlijk emotioneel. Deels uit schrik en deels omdat ze realiseerden wat dit voor mij zou betekenen. Het gaf mij mixed feelings: Ik voelde me opgelucht doordat ik dit belangrijke nieuws gedeeld had, maar ook ongemakkelijk: de heftige emoties overvielen me een beetje.’

Kerkenraad

‘Verder zei ik: “Jullie hebben óók iemand nodig met wie je het kunt delen. Dus prima als je er met iemand over praat, maakt me niet uit wie. Wat mij betreft, mag het met de kerkenraad, maar ikzelf ga niet het gesprek aan met de kerkenraad.’

‘Ik had van een andere jongen uit de gemeente gehoord, die wél openstond voor een relatie, dat het gesprek met de kerkenraad uiterst onprettig was verlopen. Voor mijzelf had ik daarom geen behoefte aan een gesprek. Ik dacht: “Ik zoek het zelf wel uit.”’

‘Maar goed, toen mijn ouders het aan de kerkenraad vertelden, vroeg de wijkouderling: “Zou Lucas het er met ons over willen hebben?” Dus toen heb ik het toch maar wel gedaan. Niet voor mezelf, maar in de hoop dat ze in het algemeen meer over het onderwerp zouden gaan nadenken. Omdat ik geen relatie wilde, dacht ik dat ze er misschien meer voor open zouden staan.’

‘Dat viel dus tegen. Het was in een kerkzaaltje met de airco op standje “vriezen”, dat was wel symbolisch voor het gesprek. Toen we ter zake kwamen, was de eerste vraag: “Aan wie heb je het allemaal verteld?” Huh? Ik dacht: “Wat is dit voor een openingsvraag?” Ik had aan het begin al verteld dat ik niet open stond voor een relatie, maar alsnog ging hij uitgebreid vertellen dat dat volgens de Bijbel niet kon. En vervolgens: “Bid je er wel eens voor?” “Waarvoor bidden?”, vroeg ik. “Nou, of het mag veranderen.” Dat verbaasde me. “Nee, daar bid ik niet meer voor”, heb ik toen gezegd, “wel of ik de consequenties mag dragen.” Maar dat was niet wat hij bedoelde.’

‘Het was in een kerkzaaltje met de airco op standje “vriezen”,
dat was wel symbolisch voor het gesprek.’

‘Het gesprek bevestigde mijn vermoeden van hoe de kerk ermee omging, of in ieder geval de rechtse hoek van de reformatorische wereld. “We vinden het een lastig onderwerp. We zeggen dat je geen relatie mag aangaan, maar hoe jij omgaat met de consequenties daarvan, dat interesseert ons wat minder.”’

Bijbelstudies

‘Ondertussen stond ik echt wel voor existentiële vragen. “Ik ben homo, wat nu? Hoe moet ik ermee omgaan?” En: “Hoe krijg ik mijn identiteit als christen en als homo bij elkaar?” Alles wat ik tot dan toe vanuit de christelijke hoek gehoord had, was negatief beladen. En als het wél positief geladen was, was het in de zin van: “Ga een relatie aan, God vindt het prima.” Of zelfs: “Kap ermee, dan kun je tenminste doen wat je wilt.” Op den duur merkte ik: “Hier moet ik voor uitkijken, want anders keer ik me op een gegeven moment helemaal van het geloof af.” Daar was ik bang voor.’

‘Dat was één van de redenen om mee te doen met de bijbelstudies van Hart van Homo’s. Het was voor mij belangrijk om er met gelijkgestemden over te kunnen praten: hoe gaan zij ermee om? En ook: dat ik niet eerst hoefde te zeggen dat ik niet opensta voor een relatie, voordat ze me zouden vertrouwen. ’

‘Over een relatie ben ik door de jaren heen wat genuanceerder gaan denken. Uiteindelijk denk ik niet dat ik voor een relatie zal gaan, omdat het teveel zou indruisen tegen mijn geloof. Toch is het wel sterker aan me gaan trekken. Ik denk nog steeds dat het niet Gods bedoeling is, maar ergens denk ik: “Stel dat ik het echt niet trek, dan is het misschien toch een optie.” Net zoals God echtscheiding eigenlijk niet wil, maar het in bepaalde gevallen wel toelaat.’

Lichter gemaakt

‘Ik blijf het lastig vinden. Ik heb altijd gedroomd van huisje-boompje-beestje. Het leek me altijd geweldig om te trouwen en kinderen te krijgen. Toen dat ideaalbeeld wegviel, was dat wel een shock voor me: “Wat ga ik nu doen met m’n leven?” Daarbij vind ik het helemaal niet leuk om alleen te zijn. Ik heb wel momenten gehad dat als ik daarover nadacht, ik er echt ongelukkig van werd.’

‘De bijbelstudies hebben echt veel voor mij betekend. Ze hebben me geen hapklare antwoorden gebracht, maar mijn existentiële vragen wel lichter gemaakt. Of zelfs: het hele homo-zijn lichter gemaakt. Ik vind het nog steeds moeilijk, maar het is wel te doen.’

13-04-2021