We horen er helemaal bij

Als homo kun je je in de christelijke gemeente minder voelen. Ergens weet je wel dat dat onterecht is, maar daarmee ben je het gevoel nog niet per se kwijt. Misschien geeft de gemeente jou wel de indruk dat je minder bent en er niet helemaal bij hoort. Hoe sta jij daarin?

door Herman van Wijngaarden

Paulus zegt daarover heel mooie dingen in 1 Korinthe 12:12-27. Hij heeft het daar over gemeenteleden die ‘zwak’ of ‘oneerbaar’ zijn en over gemeenteleden die lijden. Nu zijn homo’s natuurlijk niet per se zwak en al helemaal niet ‘oneerbaar’. Maar laten we eerlijk zijn: zo kun je je soms wel voelen. En anders zijn er misschien wel gemeenteleden die ons zo zien. Laten we daarom toch even met deze bril naar het bijbelgedeelte kijken.

1. Erbij horen
De eerste verrassing die we dan opdoen, is dat we er helemaal bij horen. Het lichaam van Christus bestaat niet alleen uit leden die indruk maken, maar ook uit leden waarmee ‘wat mis is’.  Die laatste hebben – als het erop aankomt – bij God zelfs een streepje voor. Aan het lid dat tekortkomt, geeft Hij een grotere eer.

Het is lastig om dat laatste in het juiste perspectief te zien. Van de weeromstuit kun je jezelf stiekem ‘beter’ gaan vinden (wat je bij homo’s ook wel tegenkomt). Daarvan is hier natuurlijk geen sprake. Laten we het maar hierop houden: er is geen reden om je binnen de gemeente meer of minder te voelen, want God denkt niet in deze categorieën. Hij geeft iedereen binnen de gemeente zijn of haar eigen plaats, ook homo’s.

2. Willen ontvangen
Van onze kant moeten we ons dus ook in de gemeente voegen. Dat betekent in de eerste plaats: willen ontvangen. Zoals in de gemeente niemand zonder de ander kan, kunnen ook wij dat niet. Als het goed is, is de gemeente voor ons dus dé plek waar we onze zorgen delen, zodat we zorg kunnen ontvangen. Nu kan dat natuurlijk bar lastig zijn, omdat het de vraag is of de gemeente wel voldoende oog heeft voor wat wij (als homo’s) nodig hebben. Maar het probleem kan óók zijn dat we daar zélf onvoldoende oog voor hebben.

Principieel gezien hebben we het ‘recht’ om de gemeente aan te spreken op haar verantwoordelijkheid voor ons, juist als we ‘gemarginaliseerd’ dreigen te worden. De gemeente mag en kan zich niet aan ons eventuele lijden onttrekken (vers 26). Tegelijkertijd hebben en houden we daarin ook zelf verantwoordelijkheid. Als het niet goed met ons gaat, is het niet altijd de schuld van de gemeente… Het kan zijn dat de gemeente best wil geven, maar dat wij niet willen ontvangen!

3. Gave aan de gemeente
Stel dat jij jezelf toch ziet als het meer zwakke en oneerbare lid van het lichaam, dan is het wonderlijke dat juist jij dan volgens Paulus ‘zeer noodzakelijk’ bent (vers 22). Blijkbaar heb juist jij dan (in je zwakheid) iets te bieden wat de gemeente niet kan missen! Dan zijn de rollen dus omgedraaid: wat hebben wij als homo’s te bieden, dat de gemeente vervolgens moet willen ontvangen? Hoe wordt Gods kracht in onze zwakheid volbracht?

Dat is misschien een andere manier van kijken naar jezelf. Is het mogelijk om jouw homoseksuele identiteit te relativeren en haar dan uit Christus’ hand met een nieuwe betekenis terug te ontvangen, zodat ze zelfs een ‘gave’ wordt? Een gave aan de gemeente?