RD-verslag en lezing Ontmoetingsdag 11 mei

(foto: Niek Stam, RD)

De kerk speelt voor veel christelijke jongeren nauwelijks een „positieve rol” in het proces waarin ze accepteren dat ze homo zijn. „Daarvoor gaan ze liever naar hun vrienden of naar internet.” Met dit citaat begint het Reformatorisch Dagblad zijn verslag van de Ontmoetingsdag van Hart van Homo’s op 11 mei jl. 

Hieronder een bewerkte samenvatting van de lezing die Herman van Wijngaarden op deze dag hield naar aanleiding van de verschijning van zijn boek ‘Om het hart van homo’s – pastoraat aan homoseksuele jongeren’.

‘Fijne gesprekken gehad’, vertelde een homoseksuele jongere over het pastoraat dat hij vanuit zijn gemeente ontvangen had, ‘maar er gaat veel energie in zitten om ervoor te zorgen dat de ouderlingen de juiste informatie over het thema hebben. Je zorgt daarin soms meer voor de ambtsdragers dan zij voor jou.’

Dat is één van de uitspraken die me het meest bij blijven uit een onderzoekje dat ik heb gedaan naar de ervaringen van homoseksuele jongeren met pastoraat. Het ging om een online-vragenlijst die is ingevuld door ongeveer 30 jongeren uit het achterland van Hart van Homo’s.

Onderzoek onder jongeren

‘Fijne gesprekken gehad, maar soms zorg je daarin meer voor de ambtsdragers dan zij voor jou.’ Positief is dat hij of zij in ieder geval fijne gesprekken heeft gehad. Dat is al heel wat. Ik hoor genoeg dat zelfs daar geen sprake van is.

Toch proef ik in dit citaat óók dat deze jongere best wat meer pastoraat had willen ontvangen, dat er meer voor hem gezorgd werd, in plaats van dat hij voor de ambtsdragers moest zorgen. Ik ga ervan uit dat die ambtsdragers die bedoeling ook wel hadden, het waren niet voor niets ‘fijne gesprekken’. Maar blijkbaar ontbrak er toch iets.

Het beeld dat deze uitspraak oproept, komt overeen met de reacties op de volgende vraag uit hetzelfde onderzoek: ‘In welke mate hebben personen of instanties een positieve rol gespeeld in jouw acceptatieproces als homo?’ De personen of instanties waarop gescoord kon worden, waren: ouders, professionele hulp, vrienden, mensen van de kerk, docent en literatuur (boeken, internet).

De mate waarin deze actor een positieve rol had gespeeld, konden jongeren aangeven met de volgende keuzemogelijkheden: niet, een klein beetje, redelijk, aardig wat, en veel. Als we voor het gemak de eerste twee keuzemogelijkheden samennemen als ‘weinig of niet’ en de andere drie als ‘redelijk tot veel’, krijgen we het volgende beeld, in volgorde van hoogste/laagste score.

 

Positieve rol in acceptatieproces

weinig of niet redelijk tot veel
1 vrienden

26%

74%

2 literatuur (internet, boeken)

34%

66%

3 professionele hulp

45%

55%

4 ouders

59%

41%

5 mensen van de kerk

74%

36%

6 docent

82%

 

18%

 

‘Mensen van de kerk’

In dit artikel wil ik met name kijken naar de rol van ‘mensen van de kerk’. Die vind ik schokkend klein: voor driekwart van de jongeren die de enquête hebben ingevuld, speelt de kerk nauwelijks of geen rol in hun acceptatieproces als homo. Daarvoor gaan ze liever naar hun vrienden of naar internet.

Vooral de grote rol van vrienden is logisch en begrijpelijk. Maar dat voor 65% internet en boeken een veel grotere rol spelen dan ‘mensen van de kerk’, is toch wel zorgwekkend. Of in ieder geval: ik ga ervan uit dat we zouden wensen dat de kerk méér voor homoseksuele jongeren zou betekenen.

Hoe komt het dat de kerk zo’n kleine rol speelt in het acceptatieproces van onze homo’s? En hoe kunnen we daar verandering in brengen? Ik wil daarover een paar dingen zeggen.

 

Niet vanzelfsprekend

Allereerst: het is voor een deel begrijpelijk. Hoe we het ook wenden of keren: we kunnen het probleem voor christelijke homoseksuele jongeren nu eenmaal niet oplossen met een eenvoudig: ‘Niks aan de hand, heb lief zoals je wilt en zoek een relatie.’ Ik wil een heel stuk meegaan met de mensen die die ruimte wél zien. Maar dan nog zeg ik: ‘Ik geloof niet dat deze keuze voor Jezus vanzelfsprekend zou zijn.’ Of misschien nog iets terughoudender, zoals ds. Henk de Graaff het ooit heeft geformuleerd: ‘Het ligt bijbels gezien niet voor de hand dat een christen-homo een seksuele relatie aangaat.’

Dat is op zich natuurlijk geen aantrekkelijke boodschap voor homoseksuele jongeren. Toch geloof ik óók weer niet dat dat de belangrijkste reden is dat de kerk zo weinig voor homoseksuele jongeren betekent. Veel van de jongeren die de enquête hebben ingevuld, hebben en zoeken helemaal geen relatie. Toch zeggen ook zij dat de kerk voor hen weinig betekend heeft.

 

Verkeerde signalen

Ik denk dat een belangrijke reden daarvoor is dat we geen, of de verkeerde, signalen uitzenden. In veel emeenten waar ik kom, zijn nauwelijks of geen homoseksuele jongeren bekend. Een jongere die uit zo’n gemeente komt, vertelde: ‘In mijn gemeente, waar elke zondag zo’n duizend mensen in de kerk zitten, ben ik de eerste die kenbaar heeft gemaakt dat hij homoseksueel is.’ Als ik in zo’n gemeente vraag hoe dat zou komen, weet men meestal het antwoord wel: ‘Doordat we het er gewoon niet over hebben!’ En ik denk dat dat waar is.

Er is een grote verlegenheid over de vraag ‘wat we ervan vinden’. We durven geen ‘streng’ standpunt in te nemen, maar ook geen ‘ruim’ standpunt. Daarom schuiven we de kwestie maar voor ons uit. ‘Laten we het er maar niet over hebben.’ Hoe begrijpelijk misschien ook, er niets over zeggen is geen optie (meer) Want ook dáár gaat een signaal van uit. Jongeren interpreteren het als: ‘Jullie doen liever alsof “het” er niet is.’ Of zelfs: ‘Alsof ik er niet ben.’

Wat ook voorkomt, is dat we verkeerde signalen uitzenden. Dat doen we bijvoorbeeld als we het onderwerp homoseksualiteit alleen aan de orde stellen als er iets mis mee is. We willen bijvoorbeeld de klok erover luiden dat het bijbels onderwijs over seksualiteit in de kerk te weinig gehoord wordt. Misschien is dat terecht. Maar als dat het enige is wat homoseksuele jongeren in de gemeente horen over homoseksualiteit, is dat geen uitnodiging om met hun verhaal te komen. Want hun nood wordt dan niet gepeild. In ieder geval wordt dáár de klok niet over geluid…

 

Te krampachtig

Een tweede reden waarom de kerk zo’n kleine rol speelt in het leven van homojongeren, is dat we te krampachtig met hen omgaan. Daarmee bedoel ik dat we teveel in de reflex schieten van: ‘Hoe voorkom ik nu dat hij of zij een seksuele relatie aangaat?’ Dat een jongere een relatie aangaat, vinden we zó’n schrikbeeld dat we pas gerust zijn als hij of zij bij wijze van spreken beloofd heeft dat niet te zullen doen. Zo’n gedachte kan de pastorale relatie – bewust of onbewust – enorm onder spanning zetten. Zoveel dat er bijna geen goed gesprek meer mogelijk is.

Nu beweer ik niet dat het er niet toe doet welke keuzes een jongere met zijn homoseksualiteit maakt. Wel denk ik dat we dit niet tot inzet van het pastoraat moeten maken. Want doel van het pastoraat is niet: voorkomen dat de jongere een homoseksuele relatie aangaat. Doel is dat we hem met al zijn vragen bij Christus brengen. Dat is dan ook de missie van Hart van Homo’s. Het gaat ons niet in de eerste plaats om het gedrag van homo’s, maar om het hart van homo’s – dat dat gevuld wordt met liefde van en voor God.

Dat geeft ruimte om het pastorale gesprek met enige ontspanning te voeren. De ander voelt de ruimte om zijn ervaringen en vragen in alle openheid te delen. Als pastor luister je en probeer je mee te denken. Op een gegeven moment mag daarbij ook de Bijbel ter sprake komen en wat die volgens jou te zeggen heeft over de situatie van deze jongere. Maar dat gebeurt niet met voorwaarden vooraf, zo van: als je het hier niet mee eens bent, laat ik je vallen.

Het is waar dat keuzes die een homojongere maakt gevolgen kunnen hebben voor zijn plaats in de gemeente. Misschien mag hij niet deelnemen aan het Avondmaal – al is het natuurlijk moeilijk om dat besluit te nemen wanneer je merkt dat hij ‘ondanks zijn keuze’ heel dicht bij God leeft. Misschien mag hij wel aan het Avondmaal, maar komt hij – vanwege de voorbeeldfunctie – niet in aanmerking voor een leidinggevende functie. Ook dat is een moeilijk besluit. Maar als je meent dat je dat besluit moet nemen, laat dan merken dat het contact wat jou betreft niet afgelopen is. Respecteer de keuze van deze jongere en laat weten dat hij nog steeds aanspraak kan maken op pastorale zorg. Want liefde is onvoorwaardelijk.

 

Liefde van Christus

Ik eindig met een praktijkvoorbeeld dat Wesley Hill, auteur van ‘Hoopvol leven’, ooit deelde via Twitter. Het ging over een vriend van hem die priester is in een zogenaamde non-affirming church, dat is een kerk die de homoseksuele relatie niet ‘bevestigt’ of aanbeveelt. In deze gemeente, zo vertelde Hill, zitten desondanks méér homo’s dan in de affirming church in dezelfde plaats. Hoe dat komt? Wat de homo’s zelf zeggen, is: ‘Omdat hier, in deze non-affirming church, de liefde van Jezus centraal staat – niet alleen met woorden, maar ook in daden. Daar mogen en kunnen ook wij het mee doen!