‘God moet me toch niet!’

Ik was 11 of 12 jaar, misschien nog wel iets jonger. Er kwam een nieuwe jongen in de klas en ik wist niet wat me overkwam. ‘Ik vind hem leuk! Wat is dit? Ben ik…? Nee toch?’

Je hoort wel van die verhalen dat ze het aan je zien als iemand homo is. Dat zo iemand gepest wordt of zelfs in elkaar geslagen. Dat wilde ik natuurlijk niet, dus ik ging erop letten dat ik geen homotrekjes had. En als ik dacht dat iets te ‘gay’ zou kunnen zijn, probeerde ik dat af te leren. Want als je homo bent, word je niet geaccepteerd – niet door wereldse mensen en ook niet door kerkelijke mensen.

Pokerface
‘Wat moet ik nú? Het aan mijn ouders vertellen?’ Maar je hoort wel eens dat homo’s het huis uitgezet worden. Of dat ouders het er letterlijk proberen uit te slaan. Nee, dan toch maar niet vertellen. Ik ben te jong om het huis uit te gaan.

‘God, waarom ben ik zo? Waarom hebt U mij zo gemaakt? Waarom, als U het een gruwel vindt? U wilt me niet…! De mensen willen me niet!’ Met deze gedachten viel ik vaak in slaap. En de volgende morgen zette ik mijn pokerface op.

In een preek had de dominee het over mannen die met mannen schandelijkheid bedrijven en dat dat een gruwel was in Gods ogen. Ik was opeens klaar wakker: ‘Wat komt er nog meer? Heeft de dominee nog een advies?’ Maar nee, de preek ging gewoon verder.

Kroeg
Ik ging naar de kroeg – om te drinken en plezier te maken. Een preek ging erover dat je moet kiezen: je kunt niet God dienen en de Mammon. Maar ik dacht: ‘God moet me toch niet, dus dan kan ik net zo goed kiezen voor de Mammon en het plezier.’ Ik zei de kerk vaarwel. Maar God niet. Met Hem bleef ik altijd nog praten als het niet zo lekker ging.

Op mijn 24e kwam eindelijk het moment dat ik het aan mijn ouders vertelde. Ik had me moed ingedronken, maar vond het nog steeds erg moeilijk.

Wat een lieve schatten! Ik kreeg te horen: ‘Waarom heb je het niet eerder verteld?’ Ze hadden het nooit gemerkt! Had ik dáárvoor meer dan twaalf jaar mijn mond gehouden…? Het al die tijd alleen gedaan?

Het luchtte ontzettend op. Niet dat ze altijd het juiste zeiden, maar vanaf dat moment hoefde ik het niet meer te verzwijgen. Ik kon mezelf zijn en hoefde niet meer te reageren op vragen van: ‘Heb je nog geen vriendin?’

Zijn liefde
Toch heb ik daarna ook een periode gehad waarin ik dacht: ‘Waarom rijd ik niet tegen een boom? Dan ben ik gelijk van alles af!’ Ik hoorde allerlei verschillende meningen over homoseksualiteit en soms werd me dat teveel. Ik heb meerdere keren langs de kant van een  weg gestaan, op het punt erop te rennen, in de hoop dat een auto me zou scheppen.

Maar zover kwam het niet. Elke keer als ik daar langs de weg stond, kreeg ik gedachten als: ‘Wat doe je? Wat doe je je ouders, broers, schoonzussen, neefjes en nichtjes aan? Denk aan het verdriet dat je hen doet!’ En ook: ‘Ook als het niet goed gaat, komt toch elke keer de zon weer op.’

Ik vroeg me af: ‘Heere, waarom lukt het niet? Waarom houdt U mij tegen als U toch niet van mij houdt als homo?’ Maar het was Zijn liefde die mij tegenhield. Hij was nog niet klaar met mij.

Rijbewijs
In die tijd raakte ik mijn rijbewijs kwijt doordat ik gereden had met een druppel teveel op. Ik zou  acht maanden lang op de fiets naar mijn werk moeten. Maar na zes maanden was mijn zaak nog niet voor de rechtbank geweest; en dan mogen ze je rijbewijs niet langer inhouden. Ik herinner het me nog goed. Ik kwam thuis en mijn ouders zeiden: ‘Er ligt een brief voor je!’ Wat zit erin? Mijn rijbewijs! Wow!

De volgende dag regende het, maar ik kon lekker met de auto naar m’n werk. En ik realiseerde me: ‘De afgelopen zes maanden heb ik geen enkele keer regen gehad!’ Ik dacht: ‘Waar heb ik dit aan verdiend? God is goed!’

Psalm 139
In die tijd ben ik weer naar de kerk gegaan, van de ene naar de andere. Op een keer zei de dominee wat over Psalm 139. Thuis ging ik die lezen en dat raakte mij: ‘Ja, ook voor jou!’  Ik mag bij Hem zijn zoals ik ben. Soms dacht ik dat ik moest veranderen, maar dan zei God: ‘Ik heb jou gemaakt, zou Ik iets fout maken?’ Hij zorgde er ook voor dat ik naar een andere gemeente ging.

Toen ik daar een paar keer geweest was, sprak ik iemand aan over mijn homo-zijn. Hij bracht me in contact met iemand die er méér mee te maken had gehad. Dat contact heeft mij geholpen om te zijn wie ik ben. God houdt van je zoals je bent. Probeer jezelf niet te veranderen, want dan is het weer je eigen ‘ik’ dat je kunt gaan vereren.

Ik hoop dat kerken erover gaan nadenken. Dat ze niet meer zo hard oordelen. Laat de liefde het meeste zijn! Laat ze zich afvragen: What Would Jesus Do?

André de Bruin